Wettelijke en beleidskaders

Er bestaat een aantal Europese richtlijnen die toezien op de bescherming van de bronnen voor drinkwater. Het gaat om de Kader Richtlijn Water (KRW), de Grondwaterrichtlijn (Gwr) en de Richtlijn Prioritaire Stoffen (RPS). Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in het stelsel van de Omgevingswet, met name in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Ook is er de Europese Drinkwaterrichtlijn die eisen stelt aan de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de Drinkwaterwet.

De Omgevingswet geldt vanaf 1 januari 2024 en vormt het belangrijkste wettelijke kader voor de nieuwe drinkwaterwinning. In de Omgevingswet zijn onder andere de Waterwet, de Wet natuurbescherming en de Wet milieubeheer opgenomen die van belang zijn voor de nieuwe drinkwaterwinning. De Drinkwaterwet is niet opgenomen in de nieuwe Omgevingswet.

De meeste grondwatertaken liggen bij de provincie. De hoofdlijnen van het grondwaterbeleid staan in de provinciale omgevingsvisie. De omgevingsvisie werkt door naar het regionaal waterprogramma en de omgevingsverordening. In het regionaal waterprogramma geeft de provincie onder andere uitvoering aan de KRW en de Gwr. Het in december 2021 vastgestelde Regionaal Water en Bodem Programma Provincie Noord-Brabant 2022-2027 (RWP) vormt het beleidskader waarbinnen de provincie werkt aan wateropgaven.

In de volgende paragrafen zijn de Europese, nationale, provinciale en regionale wetten en beleidskaders die van toepassing zijn op de nieuwe drinkwaterwinning kort toegelicht. Waar dat aan de orde is, zijn de regels gebruikt voor de toetsing van de milieueffecten in dit MER. Analyse van het wettelijke en beleidskader laat zien dat de realisatie van een nieuwe drinkwaterwinning bij Kruisland voldoet aan de randvoorwaarden die voortkomen uit regelgeving en beleid.

3.6.1 KRW, Grondwaterrichtlijn en RPS

De KRW (en dochterrichtlijnen Gwr en RPS) bevatten een algemeen beschermingsregime (art. 4 KRW) om de goede toestand van zowel oppervlaktewater als grondwater te bereiken en behouden. Daarnaast zijn in deze richtlijnen ook bepalingen opgenomen specifiek voor drinkwaterbronnen.

De KRW- en Gwr-grondwaterdoelstellingen zijn (kort gezegd) hieronder benoemd. Specifiek voor water dat bestemd is voor menselijke consumptie gelden punt 5 en 6 (drinkwater, maar bijvoorbeeld ook water dat door de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt onttrokken):

  1. Realiseren goede toestand (kwantiteit en kwaliteit) van grondwaterlichamen;

  2. Geen achteruitgang toestand grondwaterlichamen;

  3. Ombuigen van significante en stijgende trends;

  4. Voorkomen en beperken inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater.

  5. Voorkomen van achteruitgang van de kwaliteit van water dat onttrokken wordt voor menselijke consumptie voor stoffen waarvoor zuivering nodig is;

  6. Streven naar verbetering van de kwaliteit van het water dat wordt onttrokken voor menselijke consumptie om de zuiveringsinspanning te verlagen.

KRW (art 2, lid 27) definieert voor de beschikbare grondwatervoorraad: “het jaargemiddelde op lange termijn van de totale aanvulling van het grondwaterlichaam, verminderd met het jaargemiddelde op lange termijn van het debiet dat nodig is om voor bijbehorende oppervlaktewateren de doelstellingen van ecologische kwaliteit van artikel 4 te bereiken, teneinde een significante verslechtering van de ecologische toestand van die wateren alsmede significante schade aan de bijbehorende terrestrische ecosystemen te voorkomen”. Uiterlijk in 2027 moeten de door de KRW aangewezen wateren voldoen aan de vastgestelde doelen. Lidstaten maken elke zes jaar voor elk stroomgebiedsdistrict een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) met doelstellingen voor het grond- en oppervlaktewater en de maatregelen die ze nemen om die doelen te bereiken.

De implementatie van de voorschriften en doelstellingen uit de KRW vindt in Nederland plaats in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Een aantal doelstellingen van de KRW is in hoofdstuk 2 Bkl vormgegeven als omgevingswaarden. Andere doelstellingen van de KRW komen in hoofdstuk 4 Bkl terug als ‘andere doelstelling voor de fysieke leefomgeving’. De regels uit de richtlijnen over monitoring is geïmplementeerd in hoofdstuk 20 Omgevingswet. Om de doelen te halen, moeten maatregelen worden genomen; deze zijn opgenomen in de SGBP’s. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit mag er niet toe leiden dat de toestand van het waterlichaam erop achteruitgaat (artikel 8.84, 4e lid Bkl).

3.6.2 Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000-gebieden)

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn door de Europese Unie opgesteld om de biologische biodiversiteit in Europa in stand te houden. In deze richtlijnen wordt aangegeven welke planten en dieren en hun natuurlijke habitats (leefgebieden) beschermd moeten worden door de lidstaten van de Europese Unie. De gebieden die worden aangewezen als speciale beschermingszone worden ‘Natura 2000’ genoemd.

De Natura 2000-gebieden vormen een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Voor het herstel van Natura 2000-gebieden geldt een resultaatsverplichting die rechtstreeks volgt uit de genoemde richtlijnen. Maatregelen wordt vastgesteld in de Natura 2000-beheerplannen.

Kruisland ligt niet in een Natura 2000-gebied. In het MER zijn de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden in de omgeving van Kruisland onderzocht. Daarbij is specifiek gekeken naar de nabijgelegen Natura 2000-gebieden zoals Brabantse Wal en Krammer-Volkerak, op acht kilometer afstand van vanaf de voorgenomen winlocatie. Uit dit onderzoek blijkt dat significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Er is daarom geen passende beoordeling uitgevoerd voor dit project. Hiervoor hoeft dus ook geen vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Omgevingswet (voorheen: Wet Natuurbescherming).

3.6.3 Europese Drinkwaterrichtlijn

Het doel van de Europese Drinkwaterrichtlijn is de volksgezondheid te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van drinkwater en de bronnen. In deze richtlijn staan verschillende kwaliteitseisen voor de bronnen van drinkwaterproductie (oppervlaktewater en grondwater). In de richtlijn is ook de bescherming van drinkwaterbronnen benoemd.

3.6.4 Omgevingswet

De Omgevingswet en de bijhorende rijksregelingen bevatten regels over de fysieke leefomgeving. De wet bevat regels over bouwen, ruimtelijke ordening, natuur, water en milieu. Een doelstelling van de wet is het creëren van een goede samenhang tussen beleid over de ruimtelijke ordening en het waterbeleid van de overheid en decentrale overheden. In de Omgevingswet staan onder andere om regels ten aanzien van de milieueffectrapportage. Deze stonden voorheen in de Wet milieubeheer.

3.6.5 Drinkwaterwet

Een wet die ondanks de introductie van de Omgevingswet wel afzonderlijk blijft bestaan, is de Drinkwaterwet. Die wet beschrijft de zorgplicht van de overheid, de leveringsplicht die drinkwaterbedrijven hebben en de kwaliteitseisen waar kraanwater aan moet voldoen. Drinkwaterbedrijven worden gecontroleerd op het naleven van de regels in de Drinkwaterwet door de Inspectie Leefomgeving en Transport.

3.6.6 Nationaal Water Programma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma (NWP) omschrijft onder meer de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor en stelt doelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van Rijkswateren. Met het NWP wordt gewerkt aan verschillende opgaven, zoals klimaatbestendigheid van het watersysteem, bescherming tegen overstromingen en droogte en verduurzaming van de drinkwatervoorziening. Er is aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren, zoals landbouw en natuur. De SGBP’s zijn onderdeel van het Nationaal Water Programma.

3.6.7 Nationaal Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is het uitvoeringsprogramma van het NWP. Het heeft als doel om Nederland te beschermen tegen overstromingen, een tekort aan zoetwater en de gevolgen van extreem weer. Sinds 2010 wordt het programma jaarlijks vastgesteld waarin wordt gerapporteerd over de voortgang. In het Deltaprogramma van 2024 staan onder andere plannen om het tekort aan zoetwater versneld aan te pakken.

Er zijn drie thematische deltaprogramma’s voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie. In het Deltaprogramma Zoetwater staan plannen voor de drinkwatervoorziening in Nederland. Ook zijn er gebiedsgerichte deltaprogramma’s. Kruisland maakt onderdeel uit van het Deltaprogramma Hoge Zandgronden. Dit deltaprogramma is in werking gesteld omdat hoge zandgronden al langere tijd te maken hebben met droogte en verdroging. Door klimaatverandering nemen de watertekorten verder toe, dalen de grondwaterstanden, vallen beekdalen periodiek droog en verslechtert de waterkwaliteit. Het Deltaplan moet de beschikbaarheid van zoetwater waarborgen door middel van maatregelen om neerslag langer vast te houden en de watervraag te verminderen.

3.6.8 Nationale Adaptatie Strategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) is in het leven geroepen om Nederland te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. De in 2016 verschenen NAS wordt in 2026 herzien op basis van de nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI en klimaatrisicoanalyses. In 2022 is de NAS geëvalueerd, waaruit kwam dat klimaatadaptatie versneld moet worden. Hier is het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie (NUPKA) uit voortgekomen, dat in 2023 is verschenen.

3.6.9 Nationaal Programma Landelijk Gebied en Ruimte voor Landbouw en Natuur

Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) heeft als doel om een meervoudige opgave vanuit biodiversiteit, stikstof, klimaat, waterkwaliteit en bodem gerealiseerd te krijgen waarbij de landbouw voldoende perspectief moet worden gegeven. In het eerste kwartaal van 2024 heeft het NPLG ter inzage gelegen. Het NPLG dient als basis voor de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied. Per september 2024 is dit programma stopgezet.

Het Ministerie van Landbouw, Visserij Voedselzekerheid en Natuur is bezig met het opstellen van een vervolg op het NPLG: Ruimte voor Landbouw en Natuur (RLN). De uitwerking hiervan wordt in het voorjaar van 2025 verwacht. In een tussentijdse update van 29 november 2024 heeft de minister aangegeven dat de doelstellingen voor het RLN zijn:

  1. Landbouwpraktijk in balans brengen met natuur, water en klimaat;

  2. Nationale ruimtelijke keuzes voor ontwikkeling van landbouw en natuur;

  3. Meer samenhang in beleid voor het landelijk gebied.

Het is nog niet duidelijk wat het RLN voor invloed gaat hebben op drinkwaterbronnen.

3.6.10 Beleidsnota Drinkwater 2021-2026

De beleidsnota Drinkwater is opgesteld om de drinkwatervoorziening veilig te stellen voor iedereen in Europees en Caribisch Nederland, nu en in de toekomst. Dit komt neer op voldoende kwantiteit en kwaliteit. Aan de hand van de beleidsnota is een implementatie- en uitvoeringsagenda opgesteld.

3.6.11 Nationaal Programma Bodem en Ondergrond

Het Nationaal Programma Bodem en Ondergrond is in voorbereiding. De scope wordt gevormd door de visie op duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, zoals die in de Structuurvisie Ondergrond (STRONG 2018) is opgenomen. Binnen het programma agenderen de samenwerkende partijen de onderwerpen die om een gezamenlijk aanpak vragen. Een van de punten is om uitvoering te geven aan de realisatieparagraaf van STRONG: acties met betrekking tot mijnbouwactiviteiten en grondwater voor de drinkwatervoorziening, waaronder het aanwijzen en beschermen van Aanvullende Strategische Voorraden en Nationale Grondwater Reserves.

3.6.12 Kamerbrief water en bodem sturend en concept Ruimtelijk Kader

In de kamerbrief Water en Bodem sturend (Ministerie van IenW, 2022) zijn de beleidsvoornemens gepresenteerd voor hoe in Nederland wordt omgegaan met water en de bodem. De kamerbrief is opgesteld omdat Nederland tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aanloopt. Daarom heeft het Rijk structurerende beleidsvoornemens gepresenteerd die richting geven aan het water- en bodemsysteem de komende decennia. Deze voornemens hebben ook betrekking op het drinkwater. Dat zit hem onder andere in het toewerken naar een robuust grondwatersysteem, nieuwe en diverse drinkwaterbronnen en waterbesparing.

De doelen voor waterbesparing zijn in huishoudens naar 100 liter per persoon per dag in 2035 (nu is dat 124 liter per persoon per dag in de provincie Noord-Brabant) en voor grootverbruikers met 20%. Ook gaat het om het uitvoeren van de KRW en meer ruimte voor water. De kamerbrief geeft aan dat nieuwe drinkwateronttrekkingen worden toegestaan mits ze duurzaam inpasbaar zijn, ook in relatie tot verdrogingsproblematiek en effect op bestaand gebruik. Voor de korte termijn krijgt het drinkwaterbelang daar waar nodig en onder strikte voorwaarde prioriteit, vanwege de leveringsplicht van drinkwaterbedrijven en de zorgplicht van overheden.

3.6.13 Kamerbrief KRW

In april 2023 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat een kamerbrief gestuurd naar de Tweede Kamer over de stand van zaken van de KRW naar aanleiding van een motie die was ingediend. Ook worden de ontwikkelingen sinds de laatste stand van zaken en de geplande maatregelen besproken. De minister geeft aan dat het niet behalen van de KRW-verplichtingen niet overal tot juridische consequenties hoeft te leiden, omdat er uitzonderingsmogelijkheden zijn waar Nederland gebruik van maakt. Hij concludeert dat als alle afgesproken maatregelen tijdig worden uitgevoerd, als de transitie in het landelijk gebied en de overige aanvullende maatregelen tijdig worden gerealiseerd en als Nederland in staat is zijn afwijkingen te motiveren binnen de ruimte die de KRW biedt, Nederland naar verwachting in 2027 aan de KRW voldoet. Om dit te ondersteunen, starten het Rijk en de regio met een KRW-Impulsprogramma.

3.6.14 Brabantse Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Brabantse Omgevingsvisie beschrijft de visie van de provincie voor alle verschillende onderdelen van de fysieke leefomgeving samen. De provincie stelt hierin ambities voor de fysieke leefomgeving voor de nabije toekomst. Dat gaat om ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Onder deze laatste ambitie valt hoe met natuurlijke bronnen als grondwater wordt omgegaan.

In de Omgevingsvisie staat dus wat de provincie wil bereiken en wat ze wil doen om dat te bereiken. In de Omgevingsverordening Noord-Brabant staan de bijbehorende regels. In de Omgevingsverordening staan algemene regels met voorwaarden voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Deze gelden voor initiatiefnemers, inwoners en bedrijven. Daarnaast bevat de Omgevingsverordening instructieregels voor bestuursorganen van inliggende gemeenten en waterschappen. Met deze regels geeft de provincie een opdracht aan gemeenten en waterschappen over onderwerpen die zij in het omgevingsplan moeten opnemen of aan een waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren. In de Omgevingsverordening staat bijvoorbeeld beschreven wat wel en niet mag om het grondwater te beschermen. De regels omtrent de uitvoering van de Omgevingswet staan in de Beleidsregel omgevingsrecht Noord-Brabant van de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

3.6.15 Provinciale visie klimaatadaptatie

De Visie Klimaatadaptatie is een uitwerking van de ambitie Brabant Klimaatproof in de Omgevingsvisie. Een onderdeel hiervan is het watersysteem. De provincie wil een klimaatbestendig en robuust watersysteem ontwikkelen, waarbij uit wordt gegaan van vijf principes:

  • Niet meer water gebruiken dan is aangevuld,

  • In hogere gebieden water infiltreren,

  • Lagere gebieden zijn natter,

  • Het systeem kan omgaan met extremen;

  • De waterkwaliteit is op orde.

De Visie Klimaatadaptatie sluit aan bij het RWP (zie hoofdstuk 3 en paragraaf 3.6.16).

3.6.16 Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027

Het RWP van de provincie Noord-Brabant is voor het thema water en vitale bodem de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. De overige thema’s zijn opgenomen in beleidskaders, zoals het Beleidskader Milieu en het Beleidskader Natuur. Het RWP is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma’s van de waterschappen. In dit programma worden de provinciale beleidsopgaven en doelen beschreven ten aanzien van voldoende water, schoon water, veilig water, vitale bodem en klimaatadaptatie. Een van de doelen is het herstel van de grondwaterlichamen, althans het creëren van een balans tussen aanvulling en onttrekking. Een uitgangspunt is het minder onttrekken van grondwater voor drinkwater, industrie en landbouw door waterbesparing en het benutten van andere bronnen dan grondwater.

In het RWP is voor 2050 de ambitie geformuleerd: Brabant heeft in 2050 een klimaatbestendig en veerkrachtig water- en bodemsysteem en is bestand tegen extremen. De provinciale ambitie is in het RWP concreet gemaakt met de volgende doelen voor voldoende water:

  • De grondwatervoorraad is op orde en stabiel op termijn.

  • Voldoende grondwater voor de natuur.

  • Voldoende water voor de bereiding van drinkwater.

  • Efficiënt en effectief gebruik van beschikbare watervoorraden voor economische bedrijvigheid.

De aanpak die de provincie in het RWP kiest voor het behalen van de doelen is als volgt:

  • Verbeteren ondiepe aanvulling Brabant breed

  • Verminderen grondwateronttrekkingen drinkwater en industrie

  • Verminderen beregeningsonttrekkingen landbouw (primaire beleidsverantwoordelijkheid ligt bij de waterschappen)

  • Waterbesparing en terugdringen laagwaardig gebruik van drinkwater en de industrie.

Er is een addendum op het RWP opgesteld. Hierin is de kamerbrief Water en Bodem Sturend aan het RWP toegevoegd. Verder zijn er nog een aantal aanpassingen en aanvullingen gedaan in de aanpak en uitvoering van de beleidsopgaven uit het RWP. Het addendum op het RWP lag tot 2 december 2024 ter inzage. Het addendum is begin 2025 vastgesteld.

3.6.17 Grondwaterconvenant en advies ‘’Zonder Water Geen Later’’

In het Grondwaterconvenant (2021-2027) en het onafhankelijke advies “Zonder Water Geen Later” zijn adviezen gegeven voor het herstellen van de grondwaterbalans in Noord-Brabant. Er is een grote urgentie om nu maatregelen uit te voeren om te werken aan de droogteaanpak tot 2040. In de Droogteagenda worden de adviezen gebundeld. Kern is dat alle partijen een bijdrage leveren aan het verminderen van onttrekking en het verhogen van de infiltratie. Het streven is door alle inspanningen van de partijen om in 2027 de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand ten opzichte van referentiejaar 2002 10 cm hoger te hebben in de lagere, peilgestuurde en in sommige gevallen nu al natte delen van Brabant, tot zeker 35 cm op de hoger gelegen infiltratiegebieden. Waterschappen voeren water aan via het kanalenstelsel en zetten de komende jaren de bestaande lijn van zo hoog mogelijk stuwen in winter en voorjaar door om de grondwaterstanden structureel te verhogen. Brabant Water en de waterschappen hebben in 2027 in afstemming met de gebiedspartijen met ieder waterschap een project (diep)infiltratie uitgevoerd. Met deze maatregelen wordt het watersysteem meer robuust en minder kwetsbaar in droge zomers.

3.6.18 Droogteagenda

De aanbevelingen van de Adviescommissie Droogte en de afspraken uit het Grondwaterconvenant zijn gecombineerd in de Droogteagenda Brabant voor 2040. Om focus aan te brengen en om te komen tot versnelling in de uitvoering, zijn zes speerpunten en twee ontwikkeltrajecten beschreven. In de Droogteagenda is opgenomen dat op de korte termijn wordt gewerkt aan het meer en beter vasthouden van water in het watersysteem, hergebruik en waterbesparing. Op de langere termijn, tot 2040, wordt gewerkt aan het vergroten van de robuustheid van het (grond)watersysteem.

3.6.19 Brabants Beleidskader Milieu 2030

Het Beleidskader Milieu 2030 heeft als doelstelling om te streven naar een duurzaam Brabant met een schoon, gezond en veilig milieu. Een van de tien thema’s in het beleidskader is ondergrond, waarin de provincie ondergrondbeleid wil uitvoeren en specificeren naar gebied. Uitgangspunt daarbij is om de ondergrond zodanig te benutten voor energie, ondergronds transport, drinkwater, opslag, ondergronds ruimte gebruik, etc. dat activiteiten naast elkaar kunnen bestaan (geen of slechts beperkte negatieve beïnvloeding) en op zodanige wijze dat de activiteiten duurzaam plaats kunnen blijven vinden (tenminste 30 jaar) en zonder dat de geschiktheid van de ondergrond voor ander gebruik in de toekomst verslechtert/sprake is van uitputting.

3.6.20 Brabants Beleidskader Natuur 2030

Met het Beleidskader Natuur 2030 wil de provincie Noord-Brabant het tij keren voor de verslechterende omstandigheden voor de Brabantse natuur. De ambitie is om te werken aan een natuur die robuust, inclusief en verbonden is. De natuurgebieden zijn gezond en alle Brabanders kunnen ervan genieten. Het realiseren van het NNB is onderdeel van het Beleidskader.

3.6.21 Brabants Programma Landelijk Gebied (in voorbereiding)

Het Brabants Programma Landelijk Gebied (BPLG) is de uitwerking van het NPLG voor de provincie Noord-Brabant. Hierin staat onder andere beleid voor de realisering van het NNB en de ecologische verbindingszones (EVZ’s) en stapstenen die rondom Kruisland nog ingevuld moeten worden. Het voorontwerp-BPLG is gepubliceerd in maart 2024. Hoewel het NPLG sinds september 2024 on hold staat, is de provincie wel van plan om verder te gaan met de plannen.

3.6.22 Beleidskader waterschap

In het Waterbeheerprogramma staat hoe het Waterschap Brabantse Delta haar taken in de periode 2022 – 2027 uitvoert. Met het Waterbeheerprogramma werkt het waterschap samen met andere organisaties aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterbeheer. De kerntaken van het waterschap staan centraal: bescherming tegen overstromingen en zorgen voor schoon en gezond water dat voldoende voorhanden is.

Het waterschap is niet het bevoegd gezag voor de voorgenomen onttrekking van grondwater voor drinkwaterwinning. Het waterschap is bevoegd gezag voor vrijwel alle grondwateronttrekkingen in zijn beheergebied, behalve koude-warmte opslag, industrie met een onttrekking van meer dan 150.000 m3 per jaar en drinkwaterwinning. Voor die uitzonderingen is de provincie het bevoegd gezag. Het waterschap is daarnaast bevoegd gezag voor de watergangen zoals vastgelegd in haar legger.

Het waterschap geeft aan dat er geen directe opgave langs de percelen ligt. Wel moeten de A-watergangen langs de percelen periodiek worden geschoond vanuit de zorgplicht van het waterschap. Hier moet dus rekening gehouden worden met ruimte om de watergangen te kunnen maaien.

Sinds 1 september 2023 geldt er een meldplicht voor alle bestaande en nieuwe kleine grondwaterputten. Omdat deze regel pas in 2023 is ingegaan, is nog niet van alle beregeningsputten in de omgeving bekend waar deze liggen en wat de onttrekkingscapaciteit is. Nieuwe grondwaterputten mogen maximaal 10 m3 per uur oppompen en hebben een maximale diepte van 80 meter. Oudere putten kunnen dieper liggen.

3.6.23 Gemeentelijk beleidskader

De gemeentelijke omgevingsvisie geeft het langetermijnperspectief van de gemeente voor het gebied. Het omgevingsplan Steenbergen (voorheen: bestemmingsplan Buitengebied Steenbergen) geeft de functies weer die binnen het gebied zijn toegestaan. Op de voorgenomen winlocatie gelden volgens het omgevingsplan de functie “agrarisch met waarden”. Waterwinning is niet toegestaan binnen die functie.

De gemeente heeft aangegeven dat een omgevingsvergunning voor buitenplanse omgevingsactiviteit (“Bopa”) in beginsel zou kunnen worden verleend waardoor de winlocatie toch in overeenstemming kan worden gebracht met het planologisch regime.

De tracés van de transportleiding lopen door de gemeente Steenbergen en de gemeente Roosendaal.