Winlocatie
Op de winlocatie komen tien winputten (volgens de indicatieve indeling in Figuur 5‑1). Op het terrein komt ook een gebouw met daarin de installaties voor het transport, de elektriciteit en opslag. Een centraal ontsluitingspad loopt vanaf de toegangsweg tussen de winputten door. De putten zijn met ondergrondse leidingen aangesloten op het gebouw, waarvandaan de transportleiding naar Wouw loopt. Tenslotte wordt de locatie ook ingericht en wordt rekening gehouden met beplanting en natuurvriendelijke oevers. De planning voor de beoogde werkzaamheden is vooralsnog:
-
2027: aanleg winputten en wingebouw
-
2028: aanleg kabels en leidingen (ondergrondse infrastructuur winlocatie en transportleiding)
-
2029: landschaps-/terreininrichting
Onderstaand worden de verschillende onderdelen van de winlocatie (putten, infrastructuur, gebouw, terreininrichting, beplanting en natuurvriendelijke oevers) nader toegelicht.

Figuur 5‑1: Indicatieve indeling* van de winlocatie met tien winputten, leidingen en gebouw met daarin de installaties voor het transport, de elektriciteit en opslag. Het terrein loopt over twee percelen, beide in eigendom van Brabant Water. *Om een beeld te geven van de ligging van de winputten zijn deze indicatief ingetekend. De exacte ligging van de winputten kan mogelijk nog wijzigen.
5.1.1 Putten
De tien winputten hebben een diepte van ongeveer 150 meter beneden maaiveld en zijn afgewerkt met een putdeksel. De foto in Figuur 5‑2 laat zien hoe een winput op het bestaande waterproductiebedrijf Seppe eruitziet. De putten in Kruisland komen er vergelijkbaar uit te zien. De verharding rondom de winputkelders wordt standaard uitgevoerd in halfverharding/kalksteen.

Figuur 5‑2: Foto winput op waterproductiebedrijf Seppe
5.1.2 Infrastructuur
Alle infrastructuur voor de drinkwaterwinning, zoals kabels en leidingen, worden ondergronds aangelegd, zodat deze niet te zien zijn.
5.1.3 Gebouw
Voor het gebouw is in deze fase van de planvorming nog geen detailontwerp beschikbaar. Uitgangspunt voor het MER is een gebouw van 20 meter bij 11 meter en 4 à 5,5 meter hoog. De oriëntatie van het gebouw is met de lange zijde parallel langs de weg (zie Figuur 5‑1). In het gebouw zijn de volgende functies aanwezig:
-
Ruimte voor waterslagketel (staand, inclusief leidingwerk, loop- en werkruimte);
-
Ruimte voor luchtdroger (inclusief kanaalwerk, loop- en werkruimte);
-
Ruimte voor aansluiting middenspanning ten behoeve van Fudura/Enexis (entree vanaf buiten);
-
Trafo-ruimte ten behoeve van Fudura/Enexis (entree vanaf buiten);
-
Laagspanning-ruimte (inclusief ruimte voor extra installaties als airco/gasblus);
-
ICT-kast;
-
Algemene verblijfsruimte en toilet;
-
Entree/gang/hijsvide;
-
Hekwerk rond het gebouw.
Het gebouw wordt gedeeltelijk onderkelderd (deels ondiep en deels dieper gelegen) voor de waterslagketel. Uitgangspunt voor het MER is dat de fundering wordt geheid. De toerit en parkeerplaatsen worden bestraat met grasbetontegels. De locatie wordt afgesloten met een slagboom bij de inrit. Aan de erfgrens staat een meterkast voor Enexis die in de elektriciteit van het winveld voorziet.
5.1.4 Terreininrichting
De omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant is leidend voor de inrichting van winvelden. Een winveld mag vanuit artikel 5.16 (waterwingebied) van deze verordening alleen bestemd zijn voor de instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening. Andere functies zijn niet toegestaan. Dit betekent in de praktijk meestal dat winvelden worden ingericht met een natuurlijke inrichting. Ook stelt de omgevingsverordening dat bij de inrichting en het beheer van winvelden het risico op schade aan de bodem en het zich daarin bevindende grondwater moet worden voorkomen. Daarom is het gebruik van stoffen die de bodem en/of het grondwater kunnen beschadigen of uitlogen niet toegestaan.
In het Programma Duurzame Bronnen staan de uitgangspunten van Brabant Water voor winvelden. Een van de uitgangspunten is dat Brabant Water streeft naar een inrichting die aansluit bij de omgeving en de natuurwaarden (biodiversiteit) versterkt.
In het MER zijn drie varianten voor de terreininrichting onderzocht (zie de beschrijving van de varianten in paragraaf 6.3 en de effectbeoordeling van de inrichting in hoofdstuk 15). De varianten zijn besproken met de directe buren, de dorpsraad Kruisland en het Waterschap Brabantse Delta.
5.1.5 Beplanting
Er wordt gewerkt met inheemse soorten om tot een versterking van de natuurwaarden (biodiversiteit) te komen. Voor de bomen wordt gedacht aan: Spaanse aak, es (met mate vanwege essentaksterfte), zoete kers, schietwilg, winterlinde, ruwe iep en zwarte populier.
Voor wat betreft de struiken in het bosplantsoen/struwelen wordt gedacht aan: zwarte els, gele kornoelje, hazelaar, eenstijlige meidoorn, wilde appel, gewone vogelkers, sporkehout, bittere wilg, kruipwilg, amandelwilg, katwilg, gewone vlier en Gelderse roos.
Het bloemrijk grasland en de oevers worden aanvullend uitgevoerd in soorten die spontaan vanuit de zaadbank in de bodem zullen ontkiemen en inzaai met inheemse kruiden. Hierbij wordt gelet op een samenstelling van zaadmengsel passend bij de bodemeigenschappen van het terrein en soorten die hier van nature voorkomen. Daarnaast wordt gekozen voor een mengsel van aantoonbaar inheemse oorsprong. Door een beheer van maaien en afvoeren (1 of 2 keer per jaar) kan de kieming van kruidachtigen verder gestimuleerd worden.
5.1.6 Natuurvriendelijke oevers
De oevers langs het perceel worden natuurvriendelijk ingericht. Dit gaat om de noordelijke watergang, maar Waterschap Brabantse Delta heeft geadviseerd dat dit ook een mogelijkheid is aan zuidkant van het perceel, waar een A-watergang loopt van het waterschap. Zo kan er meer ruimte gecreëerd worden om wateroverlast in Kruisland op te vangen. Het bodemprofiel moet wel worden behouden, maar de oever mag verflauwd worden en natuurlijk ingericht worden (zie Figuur 5‑3). Het talud moet minimaal 1:8 zijn.

Figuur 5‑3: Principe bodemprofiel natuurvriendelijke oevers