Niet-haalbare alternatieven voor de nieuwe drinkwaterwinning

Brabant Water heeft eerder onderzoek gedaan naar alternatieven voor drinkwatervoorziening op basis van de multibronnenstrategie (zie paragraaf 2.3) in de zoektocht naar een geschikte locatie. Ook tijdens bijeenkomsten en uit de zienswijzen op het NRD zijn alternatieven aangedragen. Het gaat om zienswijzen van de Brabantse Milieufederatie, Achmea namens stichting Anti Drinkwaterwinning Kruisland en IVN Groene Zoom. Brabant Water heeft de voorgestelde alternatieven overwogen. Deze opties zijn om uiteenlopende redenen niet geschikt zijn als alternatief om langdurig voldoende drinkwater te kunnen leveren van goede kwaliteit. In deze paragraaf is een aantal alternatieven beschreven en is aangegeven waarom het voor Brabant Water geen haalbare alternatieven zijn voor de nieuwe drinkwaterwinning Kruisland.

6.1.1 Inzet van zoet oppervlaktewater

Maaswater

In de zienswijzen is Maaswater als alternatief aangedragen. Dit water zou voor heel Brabant gedurende hoge winterafvoer geschikt gemaakt kunnen worden voor drinkwater als alternatief voor grondwater. Men denkt aan de aanleg van extra spaarbekkens of door directe inname als drinkwater in de winter. In de zienswijze wordt verwezen naar een onderzoek van Vitens naar flexibele winningen (Vitens, Deltares & Ruimte Volk, 2023). Voor Brabant Water is vanwege de volgende redenen het inzetten van Maaswater geen optie.

Momenteel gebruiken meerdere drinkwaterbedrijven de Maas als bron. De kwaliteit van het ingenomen oppervlaktewater is niet altijd aanvaardbaar voor de productie van drinkwater. Dit leidt regelmatig tot tijdelijke innamestops of innamebeperkingen, waarvan de meeste uit voorzorg. Het Compendium voor de Leefomgeving geeft als belangrijkste oorzaak dat de kwaliteit van het water onvoldoende is (CLO, 2024). Er waren in 2023 in totaal 53 innamestops en -beperkingen bij de gezamenlijke drinkwaterbedrijven als gevolg van waterverontreinigingen (RIWA Maas, 2023).

De afgelopen jaren zijn diverse rapporten geschreven over de effecten van klimaatverandering op de Maas. Zo liet onderzoek van Deltares (2022a) een duidelijke trend zien. Geconcludeerd wordt, dat in de toekomst vaker sprake is van extreem lage afvoerhoeveelheden van de rivier. Deze periodes kunnen ook steeds langer aanhouden. Bij laag water is de rivier extra kwetsbaar voor incidenten of (industriële) lozingen, omdat verontreinigingen minder worden verdund en nauwelijks worden afgevoerd. Naar verwachting zal het aantal innamestops daarom toenemen in de toekomst. Daarnaast hebben we te maken met het toenemend scherper worden van de richtwaarden van individuele stoffen.

Momenteel is de Maas al voor ruim 7 miljoen mensen een bron van drinkwater. Een mogelijke extra vraag naar water door Brabant Water vergroot de druk op de andere drinkwaterbedrijven in Nederland, België en Frankrijk en op andere sectoren die afhankelijk zijn van de Maas, zoals landbouw en industrie, de scheepvaart en kwetsbare beschermde natuurgebieden langs de Maas. Omdat er geen garantie is dat langdurige inname van voldoende en goed drinkwater mogelijk is, is het winnen van water uit de Maas geen optie voor Brabant Water.

Het in de zienswijzen genoemde onderzoek van Vitens, Deltares & Ruimte Volk (2023) is een conceptueel onderzoek gericht op inspirerende toekomstconcepten. Dit is erop gericht om drinkwaterwinningen flexibel in te zetten, zodat negatieve effecten mogelijk verminderen of meer wincapaciteit ontstaat. Een van deze concepten bestaat uit het schakelen tussen winningen, in ruimte of in tijd. Zoals beschreven in hoofdstuk 12 heeft Brabant Water onderzocht dat dit een waardevolle denkrichting is, maar geen alternatief biedt voor de nieuwe winning Kruisland.

Alle drinkwaterbedrijven langs de Maas maken gebruik van spaarbekkens. Deze zijn bedoeld om kortstondig innamestops te kunnen overbruggen bij verontreinigingen of calamiteiten, zoals de lozing van chemicaliën. Een voorbeeld van een dergelijke buffer is het spaarbekken Biesbosch, in gebruik door drinkwaterbedrijf Evides voor de drinkwatervoorziening in de provincies Zeeland en Zuid-Holland. Ook drinkwaterbedrijf WML maakt gebruik van spaarbekkens, zoals de Lange Vlieter in Heel.

Voor de realisatie van een spaarbekken is een groot oppervlakte nodig. Zo is de Lange Vlieter circa 125 hectare groot en zijn de bekkens in de Biesbosch ruim 600 hectare. Een spaarbekken om een heel (zomer)seizoen te kunnen overbruggen vereist een nog veel grotere oppervlakte. Het realiseren van een dergelijk bekken langs de Maas vraagt ruimtebeslag op plaatsen waar andere functies al strijden om ruimte, zoals landbouw, natuur en waterveiligheid. Dit maakt de haalbaarheid erg onzeker. Een dergelijke ruimtelijke ingreep vraagt daarom een lange doorlooptijd van mogelijk meer dan 20 jaar. Dit maakt het ongeschikt als alternatief voor een nieuwe winning in Kruisland.

Het voor heel Brabant geschikt maken van oppervlaktewater gedurende hoge winterafvoeren is een begrijpelijke gedachte, maar valt buiten de reikwijdte van dit MER. Daarnaast blijkt dat er tijdens piekafvoer juist innamestops zijn door een hoge troebelheid van het water. Hierbij dient het besef zich aan dat het niet te onderschatten technologische uitdagingen vraagt om productielocaties geschikt te maken voor meerdere bronnen. Direct gebruik van Maaswater als drinkwaterbron is daarom niet geschikt als alternatief.

Brabantse kanalen en overige watergangen

Het Brabantse oppervlaktewatersysteem bestaat uit enkele grote kanalen en een groot aantal lokale en regionale beken. Er zijn 34 kanalen in Brabant, waarvan de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal de grootste zijn (Informatiepunt Leefomgeving, 2024). Deze hebben enkele aanliggende kanalen, zoals het Markkanaal bij Breda of het Beatrixkanaal bij Eindhoven. Daarnaast zijn er een groter aantal kleine en historische kanalen, zoals het Burgemeester Deelenkanaal of de Roosendaalse Vaart.

Of er voldoende zoetwater in het systeem beschikbaar is om drinkwater te kunnen produceren in zowel normale als droge tijden, blijkt uit het waterakkoord Midden-Limburgse en Noord-Brabantse Kanalen uit 2021. In beginsel is er voldoende volume aanwezig in deze kanalen. Maar kanalen hebben in droge tijden ook te maken met een dalend niveau, wat aangevuld wordt door Maaswater. Hierdoor is er geen sprake van een structureel voldoen beschikbare hoeveelheid water van goede kwaliteit.

Ditzelfde geldt voor de beken en overige watergangen die te maken hebben met lage afvoer in de zomer, waardoor ze gedeeltelijk of geheel droogvallen. Dit komt onder andere naar voren uit onderzoek van Waterschap Brabantse Delta (2020) naar 25 KRW-waterlichamen. Uit dat onderzoek blijkt dat veel beken te maken hebben met verstoorde afvoerdynamiek of droogval. Dit heeft ook zonder drinkwaterwinning al een grote ecologische impact. Kanalen en overige watergangen zijn voor Brabant Water als bron niet geschikt als alternatief voor de voorgenomen winning Kruisland.

6.1.2 Brabantse Walwater

Uit het Natura 2000-gebied de Brabantse Wal komt kwelwater aan de oppervlakte . Er is voorgesteld om dit afstromende Brabantse Walwater te gebruiken als aanvullende bron voor drinkwater.

Vijf partijen (Provincie Zeeland, Provincie Noord-Brabant, Waterschap Scheldestromen, Waterschap Brabantse Delta en Evides) hebben in het Deltaprogramma het project ‘Water tussen Wal en Schelde’ uitgevoerd. In dit project zijn de mogelijkheden onderzocht om het afstromend oppervlaktewater in het gebied tussen de Brabantse Wal en Westerschelde te benutten (Zuid-Westelijke Delta, 2021). In 2021 en 2022 leverde een eerste verkenning vier kansrijke ideeën op: onderzoek of het water in te zetten is voor natuurontwikkeling, als landbouwwater voor Midden-Zeeland, voor het verbeteren van de waterkwaliteit in het oppervlaktewatersysteem en/of voor de drinkwatervoorziening.

Er is een gezamenlijke verkenning uitgevoerd naar de haalbaarheid van de verschillende opties. In aanvulling op deze gezamenlijke verkenning is er voor drinkwater een extra onderzoek gedaan naar onder andere de variabiliteit van chloridegehaltes en debieten in de ruimte en tijd. Het inzetten van het afgestroomde water voor drinkwaterbereiding en inzet als aanvulling op de bestaande landbouwwaterleiding naar Midden-Zeeland bleken niet haalbaar (Zuid-Westelijke Delta, 2023). De beschikbaarheid van het afstromende water loopt in de zomer sterk terug, terwijl in de zomerperiode ook de andere watervragers in het gebied het water nodig hebben (landbouw, natuur). Het project ‘Water tussen Wal en Schelde’ is daarom verdergegaan met de twee andere kansrijke ideeën: inzet van het afgestroomde water voor waterkwaliteit en natuurontwikkeling. Deze worden nog wel volop onderzocht. Daarmee is het benutten van afstromend water van de Brabantse Wal geen geschikt alternatief .

6.1.3 Industrieel restwater als bron voor drinkwater

Tijdens participatiebijeenkomsten is de suggestie genoemd om industrieel restwater te hergebruiken als bron van drinkwater. Als voorbeeld is het gebruik van het effluent genoemd uit de afvalwaterzuivering van bedrijven als Cosun Beet Company of Lamb Weston Meijer. Deze bedrijven zuiveren afvalwater vanuit het productieproces tot oppervlaktewaterkwaliteit.

Hoewel dit een innovatief idee is, zitten hier een aantal bezwaren aan vast:

  1. De capaciteit van deze zuiveringen is veelal onvoldoende om tot 3,5 miljoen m3 drinkwater per jaar te komen.

  2. De hoeveelheid gezuiverd water fluctueert met de seizoenen of productieveranderingen en kan bij (groot)onderhoud binnen deze bedrijven geheel stil komen te liggen. Zo heeft de Coöperatie Koninklijke Cosun een vergunning voor bietenverwerking voor 140 dagen per jaar (beschikking GS, zaaknummer 20080374, 2 december 2020). Dat is niet voldoende om jaarrond over water te beschikken.

  3. Ten slotte creëert het een privaatrechtelijke afhankelijkheid. Een dergelijke afhankelijkheid van één particulier bedrijf, zowel wat betreft de kwantiteit van effluent als de waterkwaliteit, stelt Brabant Water onvoldoende in staat om de veiligheid en continuïteit van de openbare drinkwatervoorziening te waarborgen.

Industrieel restwater is daarom ongeschikt als alternatief voor de productie van drinkwater. Brabant Water ziet wel kansen in de inzet van dit industrieel restwater voor andere gebruiksdoelen, om daarmee drinkwater te besparen. Deze mogelijkheden worden ook verkend.

6.1.4 Waterbesparing bij de sector industrie

Er is voorgesteld om in te zetten op structurele waterbesparing bij de industrie als alternatief. Waterbesparing is één van de sporen van de strategie van Brabant Water (zie paragraaf 2.3). Brabant Water ziet waterbesparing als belangrijk instrument om de groeiende vraag naar drinkwater af te vlakken. Parallel aan het realiseren van de drinkwaterwinning Kruisland is Brabant Water daarom bezig met waterbesparing bij klanten, zowel particuliere als industriële afnemers.

Waterbesparing bij huishoudens is in potentie een alternatief. Vanuit het Rijk is in 2024 een Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing ontwikkeld. Uit onderzoek door Arcadis & Berenschot (2022) blijkt dat er diverse maatregelen en instrumenten zijn om huishoudens en bedrijven tot bewuster en zuiniger gebruik van drinkwater te brengen. Tegelijk blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek van KWR (2023a) dat gedragsmaatregelen, zoals campagnes, niet of vrijwel niet effectief zijn. Er zijn ook maatregelen die meer effect kunnen hebben, zoals een aanpassing van het Besluit bouwwerken leefomgeving om verplicht toiletten door te spoelen met andere kwaliteit water. Deze zijn echter bestuurlijk controversieel en daarmee onzeker. Als eenmaal de regelgeving is vastgesteld, duurt het bovendien lang voordat het grootschalig is uitgevoerd en het watergebruik daadwerkelijk daalt. In het Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing wordt de komende jaren daarom ingezet op onderzoek en innovatie. Drinkwaterbesparing bij huishoudens is daarmee onhaalbaar als alternatief voor de nu al acuut zijnde drinkwaterwinning Kruisland, maar wel een onderwerp waar Brabant Water structureel aandacht aan schenkt.

Een groot deel van het watergebruik bij bedrijven heeft een huishoudelijk karakter, bijvoorbeeld in kantine of toiletten, of is relatief kleinschalig, zoals bij een bakker of slager. De mogelijkheden en belemmeringen voor waterbesparing zijn vergelijkbaar als bij huishoudens. Het drinkwatergebruik bij grotere bedrijven is vrijwel altijd onderdeel van een complex productieproces. Aanpassing van het productieproces is niet eenvoudig en heeft een lange voorbereidingstijd. Dit kan ook flinke kosten met zich meebrengen. Bovendien kan Brabant Water ondernemers hierin alleen adviseren. De keuze voor het investeren in drinkwaterbesparing ligt bij de betreffende bedrijven. Vanwege de afhankelijkheid van deze afnemers en de daarmee gepaard gaande onzekerheid over de te behalen besparing, ziet Brabant Water dit niet als alternatieve oplossing voor de drinkwaterwinning Kruisland. Dat neemt niet weg, dat Brabant Water streeft naar en in gesprek blijft met de industrie over het besparen van drinkwater.

6.1.5 Waterbesparing door structurele drukverlaging

Er is voorgesteld om water te besparen door structurele verlaging van de waterdruk in de waterleidingen in heel Brabant. Om ervoor te zorgen dat water uit de kraan een goede stroming heeft, zorgen drinkwaterbedrijven voor voldoende waterdruk. Deze druk moet volgens de wet bij het punt achter de watermeter minimaal 150 kilopascal (kPa), oftewel 1,5 bar bedragen. De meeste drinkwaterbedrijven hanteren een druk van rond de 200 kPa. Voldoende waterdruk is niet alleen prettig voor de gebruiker, maar ook van groot belang voor het goed functioneren van warmwaterapparatuur en bedrijfsprocessen.

Onder normale omstandigheden, bij voldoende druk, is het watergebruik nauwelijks afhankelijk van de druk in het leidingnet, zo blijkt uit onderzoek van KWR (2017). Het gebruik in huis is vaak volumebepaald (vaste hoeveelheid voor toilet, wasmachine, afwasmachine of vullen van een bad) of met een afgebakende volumestroom (vaste hoeveelheid per tijdseenheid, zoals douche, spoelkraan). Dit betekent dat per saldo niet minder water wordt gebruikt.

Een risico van drukverlaging is dat apparaten als boilers en ketels slechter functioneren of uitvallen. Dit komt doordat deze apparaten een minimale voordruk nodig hebben om te kunnen functioneren. Met name klanten in een flat of wooncomplex zonder hydrofoorinstallatie kunnen hier last van hebben. Andersom is de verwachting dat een hogere druk ook niet substantieel bijdraagt aan méér drinkwatergebruik. De meeste kranen zijn uitgevoerd met een vrije uitloop. Deze kranen hebben een volumestroombegrenzer of perlator, waardoor de volumestroom naar verwachting niet verder toeneemt wanneer de druk op het tappunt hoger is dan 200 kPa.

Vanuit de wettelijke eisen van een minimale druk is slechts een beperkte drukverlaging mogelijk. In de praktijk is vermindering door drukverlaging verwaarloosbaar. Het structureel verlagen van de waterdruk heeft daarmee een minimaal effect op het drinkwatergebruik. Op basis hiervan is structurele drukverlaging geen alternatief voor de nieuwe winning in Kruisland.

6.1.6 Levering van en aan andere drinkwaterbedrijven

Brabant Water levert vanuit haar productielocatie Schijf op jaarbasis drinkwater aan drinkwaterbedrijf Evides. Dit is nodig voor de drinkwatervoorziening in het leveringsgebied van Evides. Levering tussen drinkwaterbedrijven is niet ongebruikelijk en gebeurt op diverse andere plekken in Nederland. Dit is soms ook bedoeld als ‘back-up’ voor levering tussen de bedrijven in noodsituaties.

Evides heeft vergelijkbare opgaven als Brabant Water. Zo investeert zij fors om de vraag naar drinkwater te kunnen invullen en is bezig met de ontwikkeling van nieuwe bronnen. Uit overleg met Evides blijkt dat zij niet zonder levering uit Schijf kunnen. Opschorting van de levering brengt daarom de drinkwatervoorziening in het leveringsgebied van Evides in gevaar. Brabant Water ziet dit daarom niet als haalbaar alternatief voor de winning in Kruisland.

Levering vanuit andere drinkwaterbedrijven aan Brabant Water, zoals vanuit Vitens in Gelderland-Zuid, is ook niet mogelijk. Onderzoek door het RIVM (2023) laat zien dat omliggende bedrijven met vergelijkbare problematiek te maken hebben. Er is ook onvoldoende reservecapaciteit in vergunningsruimte beschikbaar om levering vanuit andere bedrijven mogelijk te maken. Dit is daarom onhaalbaar als alternatief.