Conclusies en uitvoerbaarheid

Om drinkwater te kunnen blijven leveren in West-Brabant is Brabant Water voornemens om aan de Engelseweg in Kruisland een nieuwe winlocatie voor drinkwater te realiseren. De beoogde capaciteit in Kruisland betreft 3,5 miljoen m3 per jaar. Onderdeel van het voornemen is de aanleg en het gebruik van een nieuwe ondergrondse transportleiding naar het bestaande waterproductiebedrijf Wouw. Daarbij zijn drie tracévarianten in beeld. Voor de landschappelijke inrichting van de winlocatie zijn drie inrichtingsvarianten mogelijk.

Om de nieuwe drinkwaterwinning in Kruisland en de nieuwe transportleiding mogelijk te maken zijn diverse vergunningen noodzakelijk. Ter ondersteuning van de besluitvorming over de vergunningaanvragen is dit MER opgesteld. In het MER zijn de milieueffecten van de drinkwaterwinning (zie hoofdstuk 11), transportleiding (zie hoofdstuk 14) en inrichting van de winlocatie (zie hoofdstuk 15) in beeld gebracht. Ook is een beschouwing gegeven van het onttrekken van eventueel meer grondwater dan 3,5 miljoen m3 per jaar (zie hoofdstuk 12). Tot slot is een aanzet gegeven voor monitoring (zie hoofdstuk 16).

Bij het beoordelen van de milieueffecten is expliciet aandacht besteed aan mogelijke mitigerende maatregelen die geborgd dienen te worden in de aan te vragen vergunningen. In het kader van de vergunningaanvragen moet voor enkele milieuthema’s nader onderzoek worden gedaan (bijvoorbeeld naar archeologische waarden) en moeten bemalingsadviezen worden opgesteld. Deze paragraaf gaat daar op in.

Algemene conclusie milieubeoordeling

In het MER zijn de milieueffecten van de nieuwe drinkwaterwinning, de tracévarianten voor de transportleiding en de inrichtingsvarianten in beeld gebracht en beoordeeld. Op dit moment heeft Brabant Water nog geen voorkeur voor één van de varianten. De beoordeling van de effecten is gedaan met de beoordelingsmaatlat die te zien is in Tabel 7‑1. Deze is voor elke beoordelingsaspect specifiek gemaakt.

Tabel 7‑1: Beoordelingsmaatlat effectbeoordeling

Op basis van de effectbeschrijvingen en -beoordelingen kan geconcludeerd worden dat als gevolg van de drinkwaterwinning en transportleiding geen zeer negatieve effecten (- - -) optreden. Het merendeel van de effecten op het milieu is zeer beperkt (neutrale (0) of licht negatieve (-) beoordeling). Wel is er sprake van negatieve effecten (- -) op ‘basisafvoer beken en kreken’. Ook worden er als gevolg van de aanleg (tijdelijke) negatieve effecten (- -) verwacht op ‘Natuur Netwerk Brabant’, ‘archeologie’ en ‘invloed op nat- en droogteschade (in dit geval aanlegschade genoemd)’. Er zijn maatregelen denkbaar om deze effecten te mitigeren. Deze maatregelen worden in onderstaande paragrafen toegelicht. Met deze maatregelen is de onttrekking uitvoerbaar en duurzaam inpasbaar

Voor alle overige milieuthema’s worden geen of kleine effecten (-) verwacht. Het MER concludeert verder dat er vanuit milieuoogpunt geen belangrijke verschillen in effecten zijn tussen de onderzochte varianten. Onderstaande paragrafen 'Drinkwaterwinning', 'Transportleiding' en 'Inrichting winlocatie' gaat nader in op de belangrijkste conclusies van de effectbeoordeling en de mitigerende maatregelen.

7.1.1 Drinkwaterwinning

De belangrijkste effecten van de drinkwaterwinning hangen samen met verlagingen in de grondwaterstand en stijghoogte in het watervoerende pakket en verandering in grondwaterstroming tijdens de gebruiksfase. Er zijn geen sterk negatieve effecten op het milieu geconstateerd. Uit de effectbeoordeling van het MER volgt dat de voorgenomen activiteit voor verschillende milieuthema’s zorgt voor een merkbare of meetbare verandering, die een beperkte omvang heeft. Uit deze beoordeling blijkt dat de locatie goed past in het hydrologisch systeem en de omgeving.

In de onderstaande tabellen staat het resultaat van de effectbeoordeling van de aanlegfase en van de gebruiksfase.

Aanlegfase

De effecten van de drinkwaterwinning in de aanlegfase zijn grotendeels tijdelijk van aard en te zien in Tabel 7‑2. Voor de meeste beoordelingsaspecten is er geen/neutraal effect of een licht negatief effect.

Wel is er een negatief effect voor invloed op nat- en droogteschade geconstateerd in de aanlegfase. Nat- en droogteschade kijkt naar een vermindering in de landbouwopbrengsten door hoge of lage grondwaterstanden en de gevolgen daarvan. Als gevolg van de bemaling op het winveld wordt de grondwaterstand op naburige percelen tijdelijk verlaagd. Een verlaging van de grondwaterstand van 10 tot 50 cm in de landbouwpercelen direct aansluitend op het winveld is mogelijk.

Om in de aanlegfase tijdelijke effecten van nat- en droogteschade (aanlegschade) te mitigeren kunnen maatregelen worden getroffen zoals retourbemaling. De precieze dimensionering van de bemaling met mogelijke mitigerende maatregelen wordt later uitgewerkt in een bemalingsadvies ten behoeve van de vergunningaanvraag. Daarbij wordt ook gekeken naar de kwaliteit van het onttrokken bemalingswater uit de bovenste meters van de bodem. Daarnaast kan er gemitigeerd worden door gewassen te beregenen met water uit het oppervlaktewater. Als er toch nog schade overblijft kan gebruik worden gemaakt van de financiële compensatieregeling voor nat- en droogteschade (aanlegschade).

Tabel 7‑2: Beoordelingstabel effecten van de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning in de aanlegfase

Natuur
Landbouw
Bebouwing, waterkeringen en infastructuur
Bodem
Archeologie
Gezondheid

Gebruiksfase

De effecten van de drinkwaterwinning in de gebruiksfase zijn te zien in Tabel 7‑3. Voor de meeste beoordelingsaspecten is er geen/neutraal effect of een licht negatief effect.

Wel is er een negatief effect (- -) voor basisafvoer beken en kreken (KRW). De drinkwaterwinning Kruisland zorgt voor lagere grondwaterstanden en daarmee minder afvoer van grondwater naar het oppervlaktewater. Dit is een knelpunt in het zomerhalfjaar. De grootste effecten treden op in de Cruijslandse Kreken met een afname in basisafvoer in de zomer van circa 11%. Daarnaast zijn ook de effecten op de Smalle Beek relevant. Hier is sprake van een afname van basisafvoer van 5% in de zomer. Voor de overige beken is de afname in afvoer klein ten opzichte van de huidige afvoer. Een afname in basisafvoer kan leiden tot een afgeleid effect op de ecologische waterkwaliteit KRW (zie onder voor nadere toelichting).

Als mitigerende maatregel is besloten om in samenwerking met de provincie en het waterschap vervolgonderzoek te doen naar het robuuster maken van het watersysteem. Als resultaat van dit onderzoek kunnen maatregelen genomen worden zoals bijvoorbeeld peilverhoging, het dempen van greppels, het verwijderen van drainage en het verbeteren van de bodemstructuur. Ten behoeve van het ontwerp projectbesluit wordt dit gebiedsproces de komende tijd verder uitgewerkt en worden nadere afspraken gemaakt tussen Brabant Water, provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Hierbij wordt ook aansluiting gezocht bij het ondertekende Grondwaterconvenant 2021-2027.

Voor de ecologische waterkwaliteit KRW is er als gevolg van de afname van grondwater naar het oppervlaktewater sprake van een licht negatief effect (-). Het verwachte effect op de verblijftijd van water als gevolg van de drinkwaterwinning Kruisland is relatief klein (ca. 1,5 tot 2,5 extra dagen t.o.v. de huidige situatie). Daarnaast wordt naar verwachting ook de kritische fosfaat belastinggrens beperkt lager dan in de huidige situatie (één of enkele procenten). Autonoom zijn daarnaast al diverse maatregelen voorzien die gericht zijn op het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit. Samenvattend is er daardoor sprake van een kleine kans op het belemmeren van de KRW doelstellingen en achteruitgang van de ecologische waterkwaliteit. Op basis van het MER kan daarom geconcludeerd worden dat er geen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn.

Het waterschap Brabantse Delta en de provincie Noord-Brabant geven echter aan dat gezien de ecologische KRW opgaven het wel wenselijk is om in het gebied maatregelen te nemen. Zoals bovenstaand al is aangegeven bij de bespreking van de mitigerende maatregelen voor de basisafvoer, wordt al samen met het waterschap en de provincie gekeken naar het robuuster maken van het watersysteem. Omdat het robuuster maken van het watersysteem ook ten goede komt aan de ecologische waterkwaliteit KRW, de NNB en de NNP, wordt daarom geadviseerd om deze positieve effecten hierop integraal mee te beschouwen in het vervolgonderzoek.

Tabel 7‑3: Beoordelingstabel effecten van de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning in de gebruiksfase

Watersysteem
Natuur
Landbouw
Bebouwing, waterkeringen en infastructuur
Gezondheid

Beschouwing meer onttrekken

In het MER is ook gekeken naar de hydrologische gevolgen en daarvan afgeleide milieueffecten van een grotere wincapaciteit dan 3,5 miljoen m3 op locatie Kruisland. Door een grotere wincapaciteit kan de productie op andere waterwinlocaties mogelijk verminderd worden (aldus de Commissie voor de mer). De beschouwing laat zien dat een grotere onttrekking bij Kruisland leidt tot grotere milieueffecten in nabijgelegen natuurgebieden, wat strijdig is met provinciaal beleid en bestaande wet- en regelgeving. Een grotere onttrekking leidt ook tot een toename van de droogteschade en risico op zetting van bebouwing, waterkeringen en infrastructuur, heeft effecten op de zuiveringscapaciteit in Wouw en vraagt mogelijk om andere technische wijzigingen. Zelfs een zeer beperkte vergroting van de onttrekking leidt tot een aanpassing van het beschermingsregime, waarmee een groter beslag wordt gelegd op de directe omgeving. Ook is er weerstand vanuit de omgeving tegen het uitbreiden van de wincapaciteit. Brabant Water is daarom niet voornemens om de wincapaciteit van Kruisland uit te bereiden. Bovendien blijven door de stijgende vraag naar drinkwater en de druk op het watersysteem andere bestaande winningen noodzakelijk om de huidige en toekomstige vraag naar drinkwater te kunnen blijven invullen (naast de aanvullende bronnen van brak grondwater en zeewater en het stimuleren van waterbesparing bij huishouders en industrie waar Brabant Water op inzet voor de langere termijn conform regionale afspraken).

7.1.2 Transportleiding

Aanlegfase

De drie tracévarianten zijn te zien in Figuur 6‑1. De effecten van het leidingtracé in de aanlegfase zijn te zien in Tabel 7‑4. Voor de meeste beoordelingsaspecten is er geen/neutraal effect of een licht negatief effect dat niet gemitigeerd hoeft te worden. Voor tracévariant 1 en 2 zijn er twee beoordelingsaspecten die negatief beoordeeld zijn, namelijk invloed op kwaliteit en oppervlakte Natuur Netwerk Brabant en invloed op archeologische waarden. Voor tracévariant 3 is er een beoordelingsaspect dat negatief beoordeeld zijn, namelijk invloed op archeologische waarden.

Gedurende de aanlegwerkzaamheden is er in verschillende NNB-gebieden langs de tracés mogelijk sprake van een tijdelijk negatief effect als gevolg van geluidsbelasting, verlichting, trillingen en bewegingen van mensen en materieel. In potentie kan hierdoor een verlies van oppervlakte of samenhang van het NNB optreden. De beoordeling is daarom licht negatief (-) voor tracévariant 3, waar dit effect relatief beperkt is, en negatief (- -) voor de overige tracés, waar de mogelijke effecten groter zijn. De mogelijke effecten zijn over het algemeen goed te voorkomen door gebruikelijke mitigerende maatregelen voor de aanleg zoals ecologisch begeleiding en werken buiten kwetsbare periode voor vissen en broedvogels. Ook kan door aanpassen van de aanlegwijze of uit nader onderzoek blijken dat de verstoringen zo beperkt zijn dat geen mitigerende maatregelen nodig zijn.

Op basis van de archeologische bureaustudie zijn meerdere plekken aangewezen met een hoge tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Er zijn bekende en verwachte archeologische waarden voor de drie tracévarianten. De gemeentelijke wetgeving schrijft het opstellen van een Programma van Eisen met een geïntegreerd bureauonderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek voor. Op basis van die resultaten kan eventueel verder archeologisch onderzoek worden uitgevoerd en mitigerende maatregelen worden bepaald, zoals enigszins verleggen van het tracé of een andere uitvoeringsmethode toepassen. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden in het kader van de vergunningaanvragen.

Tabel 7‑4: Beoordelingstabel effecten van de tracévarianten in de aanlegfase

Natuur
Landbouw
Bebouwing, waterkeringen en infastructuur
Bodem
Archeologie
Gezondheid

Gebruiksfase

De effecten van het leidingtracé in de gebruiksfase zijn te zien in Tabel 7‑5. Voor alle beoordelingsaspecten is er geen/neutraal effect of een licht negatief effect dat niet gemitigeerd hoeft te worden. Voor invloed op de gebruikswaarde is er een licht positief effect.

Tabel 7‑5: Beoordelingstabel effecten van de tracévarianten in de gebruiksfase

Ruimtelijke kwaliteit

7.1.3 Inrichting winlocatie

Aanlegfase

De drie inrichtingsvarianten zijn genaamd Opgaan, Contrast en Aansluiten. De exacte inrichting is te zien in Figuur 6‑2, Figuur 6‑3 en Figuur 6‑4, respectievelijk. De effecten van de inrichtingsvarianten in de aanlegfase zijn te zien in Tabel 7‑6. Voor het beoordelingsaspect is er een licht negatief effect.

Tabel 7‑6: Beoordelingstabel effecten van de inrichtingsvarianten Opgaan (O), Contrast (C) en Aansluiten (A) in de aanlegfase

Ruimtelijke kwaliteit

Gebruiksfase

De effecten van de inrichtingsvarianten in de gebruiksfase zijn te zien in Tabel 7‑7. Voor de meeste beoordelingsaspecten is er geen/neutraal effect of een licht positief effect.

Tabel 7‑7: Beoordelingstabel effecten van de inrichtingsvarianten Opgaan (O), Contrast (C) en Aansluiten (A) in de gebruiksfase

Natuur
Bodem
Ruimtelijke kwaliteit