Inrichtingsvarianten winlocatie

In dit MER zijn drie varianten voor de inrichting van de winlocatie onderzocht. Brabant Water heeft de wens om met de inrichting aan te sluiten bij het landschap en de natuurwaarden van het gebied te versterken. Brabant Water heeft een analyse gedaan van de huidige karakteristiek van het landschap als basis voor de ontwerpen (zie paragraaf 9.3). Er zijn twee aspecten uit deze analyse die de basis vormen voor de ontwerpen:

  • De ligging van de winlocatie in de weidse zeekleipolder met een rationele structuur. Door zichtlijnen en poelen wordt gezorgd voor stapstenen in het landschap.

  • De ligging nabij de natuurgebieden langs het Mark-Vlietkanaal kan zorgen voor een robuustere natuurontwikkeling ter plaatse. Door het toepassen van inheemse soorten wordt gezorgd voor een robuuste natuurontwikkeling.

De varianten zijn besproken met de directe buren, de dorpsraad Kruisland en het Waterschap Brabantse Delta. De buren geven de voorkeur aan het behoud van het open uitzicht.

De Dorpsraad is voorstander van een ommetje. Andere partijen hebben liever dat de locatie niet toegankelijk is om illegale praktijken te voorkomen. Een bijkomend nadeel van een wandelpad is het achterlaten van fecaliën van honden. Dit is een meststof die Brabant Water niet in de bodem wil en is vanuit het oogpunt van veiligheid voor de putten (hygiëne) niet wenselijk. Vooralsnog is er geen rekening gehouden met een wandelpad. Brabant Water wil wel meedenken over een ommetje. Dit kan in het vervolgtraject eventueel worden toegevoegd. Daar kunnen dan ook andere grondeigenaren bij worden betrokken.

Het Waterschap Brabantse Delta is voorstander van het toepassen van het inrichten van natuurvriendelijke oevers. De sloot aan de noordkant krijgt verflauwde oevers en de oorspronkelijk aanwezige kreekstructuur wordt in alle varianten zichtbaar gemaakt (zie Figuur 5‑3).

De natuurlijke inrichting is voor de drie varianten verschillend; de eerste variant is aanpassend aan het omringende landschap (Opgaan), de tweede variant laat het winveld juist een beetje opvallen (Contrast) en een derde variant sluit aan op de landerijen direct grenzend aan het winveld (Aansluiten). In bijlage A2 zijn de ontwerpen op kaart en in principe dwarsdoorsnedes weergegeven. In onderstaande paragrafen zijn de varianten kort beschreven met een kleine illustratie.

6.3.1 Variant Opgaan

In de variant Opgaan wordt de leegte van het landschap benadrukt door de horizontale en langwerpige structuur. Deze inrichtingsvariant is geschetst in Figuur 6‑2. In het bloemrijk grasland komen enkele bomen, boomgroepen en struwelen uit het landschap omhoog. Ze geven structuur en benadrukken plekken waar iets gebeurt zoals een poel of het gebouw. Ook geeft een struweel in combinatie met enkele bomen afstand tot de bewoners ten noordwesten van het perceel. Een bijkomstigheid is dat de groene structuren ook enigszins het zicht op omliggende bebouwing ontnemen.

De ligging van de oude kreek is uitgesneden uit de rationele verkaveling en weer nadrukkelijk zichtbaar gemaakt. Losse bomen en boomgroepen markeren de locatie. Daar waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers gerealiseerd aan de noordzijde van het perceel. Hier beleef je het ontginningslandschap in optima forma.

Figuur 6‑2: Inrichtingsvariant Opgaan

6.3.2 Variant Contrast

In de variant Contrast is een contrasterende invulling gekozen ten opzichte van de omgeving, waardoor het een landschap op zich wordt. Figuur 6‑3 laat een visualisatie zien van deze inrichtingsvariant. Het bestaande landschap is rationeel van aard en functioneel qua gebruik. Iedere andere invulling valt op. Door dit sterker aan te zetten gaat de winlocatie het contrast aan met zijn omgeving.

De aanwezigheid van een relict van een oude kreek heeft als inspiratiebron gediend bij dit model. Het relict van de oude kreek wordt teruggebracht en wat steviger aangezet zodat er echt duidelijk water aanwezig is. Een slingerende laagte in het landschap verwijst naar de oude kreek en zorgt voor verschillende gradiënten. De taluds kennen verschillende steiltes (natuurvriendelijke oevers) en zorgen voor verschillende gradiënten. Ook worden twee ondiepe poelen toegepast die in het zomerseizoen mogen droogvallen.

Gericht geplaatste struwelen, bosplantsoen, boomgroepen en bomen dragen bij aan de gradiëntvorming (overgangen) en de uitstraling van een ‘natuurlijk landschap’. Als bijkomstigheid wordt door de coulissewerking het zicht van de omwonenden op omliggende bebouwing wat verminderd.

Figuur 6‑3: Inrichtingsvariant Contrast

6.3.3 Variant Aansluiten

In de variant Aansluiten is gezocht om aan te sluiten bij de kenmerken van de polderstructuren. In Figuur 6‑4 is de inrichtingsvariant geschetst. De polder waar de winlocatie in ligt, is rationeel ingericht, functioneel verkaveld en kenmerkt zich door grote gebaren. Hierbij valt te denken aan grote, langgerekte percelen en lange bomenrijen in de polder. Afwijken van deze vormentaal valt op en kan bevreemdend werken.

Parallel aan de zuidelijk gelegen Gastelseweg met begeleidende boomstructuur omvat ook hier een lange laan van bomen de winlocatie. Voorgesteld wordt om hier een mix van verschillende soorten bomen toe te passen. De aanwezigheid van de bomen zorgt voor de structuur, terwijl de mix voor de versterking van de biodiversiteit zorgt. De laan zorgt voor een verzachting van het zicht op omliggende bebouwing.

Aan de zijde van de Engelseweg is een boomweide geprojecteerd. Deze zorgt enerzijds voor aansluiting bij de aanwezige massa van agrarische bebouwing ter plaatse en op een zachte overgang van deze bebouwing naar het landschap. Onder de bomen door blijft men zicht op het landschap houden. Een robuuste plas-dras strook (rietland) versterkt de natte flora en fauna aan de noordzijde. Struwelen pakken het gebouw in. Als natuurlijk element in de langgerekte structuur ligt het relict van de oude kreek, gemarkeerd door enkele bomen en boomgroepen.

Figuur 6‑4: Inrichtingsvariant Aansluiten