Onderzochte locatiealternatieven voor een nieuwe waterwinning
Motivering zoekgebied nieuwe waterwinning
Om de omgevingseffecten van een nieuwe waterwinning zo veel mogelijk te beperken, zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor het zoekgebied voor de nieuwe locatie:
-
Zo ver mogelijk van Natura 2000-gebieden, natte natuurparels en NNB om effecten op beschermde natuurwaarden te voorkomen.
-
Aan het einde van het hydrologisch systeem. Dat wil zeggen niet op een locatie waar het water regionaal infiltreert, maar zo dicht mogelijk op de locatie waar het grondwater weer wordt gedraineerd door het oppervlaktewatersysteem.
-
In een peilbeheerst gebied. Dat betekent dat het waterschap het waterpeil in de watergangen regelt. Op die manier kunnen de effecten van de grondwateronttrekking worden gedempt door het oppervlaktewatersysteem.
-
In de buurt van waterproductiebedrijf Wouw, zodat de nieuwe waterwinning met een transportleiding kan worden aangesloten op Wouw.
Op basis van deze uitgangspunten is het zoekgebied ten noordoosten van Wouw en ten noordwesten van Roosendaal gedefinieerd (zie Figuur 7). Dit gebied kent overwegend een agrarisch gebruik. Het zoekgebied is ingekaderd door kwetsbare Natura 2000-gebieden in het zuiden en een toenemend risico op zout water én natte natuurparels in het noordwesten. Stedelijk gebied en bestaande winningen trekken in het oosten een grens.
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 7. Zoekgebied voor een nieuwe waterwinning
Geohydrologische opbouw
De ondergrond in het zoekgebied bestaat uit drie watervoerende pakketten: Peize Waalre, Maassluis en Oosterhout (zie Figuur 8). Een watervoerend pakket is een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde wordt begrensd door een scheidende laag of een vrije waterspiegel. In dit geval worden de watervoerende pakketten van elkaar gescheiden door kleilagen; de Waalre klei 2 in het eerste watervoerende pakket en tussen het eerste en tweede watervoerende pakket (de oranjelagen in Figuur 8 visualiseren de waarle klei) en de Oosterhout klei 1 (de donkergroenelaag in Figuur 8) tussen het tweede en derde watervoerende pakket.
Figuur 8. Geohydrologisch dwarsprofiel uit DINO-loket van het zoekgebied (WVP staat voor watervoerend pakket)
Brabant Water heeft onderzocht uit welk watervoerend pakket het best grondwater onttrokken kan worden. Het eerste watervoerende pakket heeft een beperkte dikte en doorlatendheid. Het tweede en derde watervoerende pakket hebben voldoende dikte en doorlatendheid om enkele miljoenen m3 grondwater per jaar te onttrekken. Het tweede watervoerende pakket is de belangrijkste laag voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening. De bestaande waterwinningen in West-Brabant liggen allemaal in een watervoerend pakket onder de Waalre klei. Uit metingen uit 2018 blijkt dat de bovenkant van het derde watervoerend pakket zoet is, maar dat het bovenliggende tweede watervoerende pakket zout kan zijn. Er kan dus zoet water uit het derde watervoerend pakket onttrokken worden, maar er is risico op het aantrekken van zout grondwater zowel van boven als van onder. Vanwege de kritische ligging van het zoet-zout grensvlak in het tweede watervoerend pakket, kiest Brabant Water ervoor om te onttrekken uit het derde watervoerend pakket.
Grondwatermodellering
Met het grondwatermodel zijn voor verschillende plekken in het zoekgebied de effecten berekend van grondwateronttrekkingen van 2, 3, 5, 6,5 en 9 miljoen m3 per jaar[1]. Uit die berekeningen bleek dat, afhankelijk van de afstand vanaf Wouw, tot ruim 9 miljoen m3 per jaar kan worden onttrokken zonder dat effecten zich tot aan de Brabantse Wal uitstrekken. Verkennende berekeningen lieten ook zien dat de effecten op de grondwaterstand klein zijn. Dit komt door de ligging in het peilgestuurd gebied en de dikte van de deklaag. Hierdoor blijven de effecten op landbouw en natuur beperkt.
- 1 Verkenning Uitbreiding Grondwaterwinning West-Brabant (Royal HaskoningDHV, 2018)