Landschappelijke, archeologische en aardkundige waarden
9.3.1 Het landschap ter hoogte van de winlocatie
Het noordwesten van Brabant was in de late middeleeuwen samen met Zeeland en het zuidelijk deel van Zuid-Holland één groot getijdengebied. De omgeving bestond uit een grote hoeveelheid ‘slikken’ en ‘schorren’ doorsneden door verschillende kreken. Door de getijdewerking ontstonden steeds onderlopende eilanden. Bij het achterlaten van slib werden de eilanden steeds hoger tot het moment dat zij permanent droog stonden. Het ontstaan van de Biesbosch door de St. Elisabethsvloed heeft bijgedragen aan een voorspoedige aanslibbing.
Het (later) Brabantse deel is te verdelen in een noordelijk deel van eilanden bestaande uit zogenaamde opwassen (eilanden omgeven door water) en een zuidelijk deel bestaande uit aanwassen (gorzen), die tegen de hoger gelegen gronden aangelegen zijn. De hier aanwezige kreken en gorzen liggen in het verlengde van beken die noord – noordwest stromen door de zandgronden.
De polder waarin de winlocatie ligt, de polder ‘Cruysland’, is een aanwaspolder die op initiatief van Graaf Engelbert II van Nassau bedijkt is in 1487. Van oudsher richt de polder zich op Steenbergen. Op de overgang tussen de hogere en lagere gronden is het dorp Kruisland ontstaan.
Het Zegge
De winlocatie bevindt zich in het gedeelte van de polder wat de naam ‘Het Zegge’ heeft. Het toponiem ‘zegge’ verwijst via de plantsoort naar laag gelegen en daar door relatief natte, zwaardere grond. Gronden waar deze plant goed op gedijt. ‘Het Zegge’ is ook het laagste deel van de polder ‘Cruysland’. De verkavelingsrichting wijkt af van de rest van de polder ‘Cruysland’ en lijkt zich te richten op de kerk van Oud Gastel.
Opvallend in dit gedeelte van de polder, en op de winlocatie, is de zichtbare verkleuring in het maaiveld op de locatie van een voormalige kreek. Ten noorden van de winlocatie is deze ook visueel aanwezig in de vorm van een boombeplanting en een kreekrestant.
Hedendaagse kenmerken
Het eeuwenlange proces van bedijkingen heeft in het noordwesten van Brabant gezorgd voor een rationele inrichting van het landschap. Door het intensieve gebruik en bijhorende schaalvergrotingen zijn de landschappen, op boerderijen na, relatief leeg. De omringende dijken zorgen voor een duidelijke markering van de grenzen van de polder en kenmerken zich door lintbebouwing en aanwezige laanbomen. Als robuuste linten in het landschap zijn de voormalige kreken aanwezig, zoals de Dintel en Steenbergsche Vliet. Visueel herkenbaar ook vaak door de begeleidende boombeplantingen.
De voorgenomen winlocatie en het zoekgebied van de transportleiding liggen in agrarisch gebied met hoogwaardige akkerbouw (pootgoed, bieten, granen, mais) en fruitteelt. De meeste agrarische percelen zijn groot, tot wel enkele tientallen hectares. Het landschap is als gevolg hiervan erg open en vaak homogeen. Rondom veel percelen liggen sloten en greppels. Deze zijn peilbeheerst en hebben vrijwel altijd steile oevers die soms zijn beschoeid. De begroeiing van de oevers bestaat vooral uit gras en kruiden. Langs sommige wegen staan boomsingels. Deze zijn meestal nog vrij jong en vormen geen doorlopend netwerk van opgaan vegetatie.
Als zeekleipolder heeft het gedeelte van de polder waarin de winlocatie zich bevindt altijd een grote schaal gehad met weidse zichten. Toch kent dit deel van de polder een duidelijke begrenzing zoals weergegeven in Figuur 9‑6. De begrenzing wordt gevormd door de bomen langs de Gastelseweg, de beplanting in de Kleine Bolspolder langs het Mark-Vlietkanaal, de bebouwing langs de Engelseweg en de dijk aan de Noordzijde. Visueel dominant in het gebied is de varkenshouderij ten noordoosten van de winlocatie.

Figuur 9‑6: Hedendaags kenmerken rondom de winlocatie
Een polder op de grens van zand en klei
Kenmerkend voor het landschap in het noordwesten van Brabant is het open en agrarische karakter. Het behouden en versterken van dit ruimtelijke en groene karakter staan hierbij voorop.
Binnen de Structuurvisie van de gemeente Steenbergen (2012) wordt de polder waarin de projectlocatie zich bevindt aangeduid als een laagdynamisch gebied. Een gebied in het krekenlandschap op de overgang tussen zand en klei waarin weinig (economische) ontwikkelingen plaatsvinden en de nadruk ligt op agrarisch gebruik.
De overgang tussen zand en klei is ook de overgang van een meer besloten, kleinschaliger, landschap naar een groter en meer open landschap. De projectlocatie ligt op het snijvlak van de twee landschapstypen waarbij ingezet wordt op het versterken van deze landschappelijke en natuurlijke waarden.
Een soortgelijke waardering is ook terug te vinden in de ambities van de Stedelijke Regio West-Brabant-West (Studio Bereikbaar, 2024). In de paragraaf ‘Klimaatadaptatie, water, natuur en landschap’ wordt ingezet op een robuust netwerk van ‘groen-blauwe’ natuurgebieden. Het West-Brabantse beken- en krekensysteem zijn hierin de ruggengraat.
Schakel in het landschap
Binnen het NNB hebben de voormalige kreken een belangrijke rol. Ze verbinden de natuurgebieden op de hoger gelegen zandgronden met de natte natuur van de grote rivieren en het deltagebied. Ook op lokaal niveau rijgen ze de verschillende kleinere natuurgebieden als een kralensnoer aan elkaar. Langs de watergangen domineren, op basis van de natuurbeheerkaart van de provincie Noord-Brabant, het Haagbeuken- en essenbos en Kruiden- en faunarijk grasland.
Als losse elementen in het landschap liggen op korte afstand van de linten kleinere natuurgebieden. Vaak ontstaan op gronden die niet aantrekkelijk waren voor landbouw of als natuurcompensatie voor hedendaagse ontwikkelingen. De winlocatie biedt de gelegenheid om een modern gebruik van het landschap (waterwinning) te combineren met natuurontwikkeling. In het gemeentelijk Natuurbeleidsplan (Ecologica, 2017) wordt ingezet op het versterken van de ecologische waarden van de natte verbindingszones zoals het Mark-Vlietkanaal en de Cruijslandse Kreken.
Op 300 meter ten oosten van de winlocatie ligt het Mark-Vlietkanaal. Langs de watergang bevinden zich moerasbosjes (Haagbeuken- en essenbos genoemd op de Natuurbeheerkaart), bloemdijken en kruiden- en faunarijke graslanden. Door qua inrichting hierop aan te sluiten ontstaat er meer robuust natuurlijk systeem ter plaatse. De winlocatie kan als stapsteen in het geheel van deze individuele natuurgebieden fungeren, maar daarnaast ook als katalysator om binnen de polder te werken aan een robuust natuurgebied. Het relict van de voormalige kreek kan hierbij als basis en inspiratiebron dienen.
Twee kilometer ten westen van de winlocatie bevinden zich de Cruijslandse Kreken. Een eeuwenoud robuust krekensysteem wat nog aanwezig is in het landschap en een belangrijk onderdeel is van het NNB. Doelsoorten die hierbij genoemd kunnen worden zijn blauwborst, roerdomp en otter. Via de Derriekreek is de projectlocatie verbonden met dit krekensysteem. De natuurvriendelijke inrichting van de winlocatie kan als tegenhanger, maar ook als katalysator dienen voor een te realiseren verbinding tussen de Cruijslandse Kreken en het Mark-Vlietkanaal door de polder Cruysland.
Figuur 9‑7: Winlocatie als ‘stapsteen’ nabij NNB regionaal (Provincie Noord-Brabant, 2024)
Figuur 9‑8: Winlocatie verbinding met het NNB lokaal (Provincie Noord Brabant, 2024)
9.3.2 Archeologische waarden
In de buurt van de voorgenomen winlocatie ligt één terrein met archeologische waarde: Fort Altena[1]. Fort Altena was een van de verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en werd in 1847 gebouwd. Als eerste zijn een toren, een verdedigingswal en een gracht met ophaalbrug gebouwd. Later werd dit uitgebreid met een bastion, een opslag voor wapens en munitie en woonruimte. Door de jaren heen is de functie van het fort veranderd. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd het fort gebruikt als huisvesting voor soldaten en als interneringskamp. In de Koude Oorlog werd het fort waarschijnlijk gebruikt voor veiligheidsdiensten. Tegenwoordig is Fort Altena eigendom van Brabants Landschap.
Er is in de buurt van waterproductiebedrijf Wouw één Archeologisch Rijksmonument: het Kasteel van Wouw. Dit is een terrein met daarin de fundamenten van een kasteel. Dit is gedateerd tussen de 13e en 16e eeuw.
9.3.3 Aardkundige waarden
Vergravingen in slecht doorlatende lagen kunnen ertoe leiden dat er ‘kortsluiting’ ontstaat tussen het freatisch (ondiep) grondwater en diepere grondwaterlichamen. Dit kan leiden tot een wijziging van het grondwaterregime (grondwaterstanden) en de grondwaterkwaliteit. Dit is enkel het geval als er een duidelijke, gebiedsdekkende, scheidende laag aanwezig is. In het geval van lokale stoorlagen in de bodem (bijvoorbeeld klei- of leemlenzen) staan de verschillende grondwaterlichamen al met elkaar in verbinding omdat het grondwater als het ware om de lokale verstoringen heen kan stromen.
Het waterwingebied zelf ligt niet in een aardkundig waardevol gebied, zoals gedefinieerd in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart. Wel is op basis van de hoogtekaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland duidelijk de ligging van een oude kreek te zien. In het verleden is deze kreek afgesloten door de aanleg van een dijk aan de noordzijde. Het noordelijk deel van de oude kreek staat permanent onder water. De rest van oude kreek is grotendeels verland en hoofdzakelijk nog terug te zien op de hoogtekaart. Langs de kreek is bebouwing en een smalle sloot aanwezig.
De drie tracévarianten lopen door twee aardkundig waardevolle gebieden: Polder Cruijsland en Smalle Beek. Polder Cruijsland is een gebied dat voormalige brakwatergetijdenkreken en resten ervan omvat die zijn ontstaan na historische dijkdoorbraken. Deze kreken, inclusief getij-oeverwallen en getij-afzettingen, zijn nu grotendeels dichtgeslibd en maken deel uit van het polderlandschap. Enkele diepere kreken bevatten nog open water en vertonen langzame verlanding. De wielen (diepe waterplassen ontstaan na dijkdoorbraken) zoals Roode Weel en De Baak, zijn nog zichtbaar in het landschap.
Na de Sint-Elisabethsvloed van 1421 veranderde het gebied in een brakwatergetijdengebied, dat in 1487 werd ingepolderd tot een grootschalig akkerbouwlandschap. Het krekenstelsel is toen in het landbouwgebied opgenomen. De ligging van de kreken is nog duidelijk zichtbaar in de glooiingen van het landschap. Het gebied wordt voornamelijk agrarisch gebruikt, met akkerland op de hoger gelegen delen en grasland, rietmoeras, en struweel in de lagergelegen kreekbeddingen. Mogelijke bedreigingen van de aardkundige waarden in het gebied zijn onder andere afgravingen in het kader van natuurontwikkeling, maaivelddaling door verlaging van het grondwaterpeil en de aanleg van infrastructuur.
Het gebied Smalle Beek omvat de beekdalen van de Smalle Beek en Het Loopje en delen van het aangrenzende dekzandlandschap. De beekdalen zijn opvallend diep ingesneden in het omliggende landschap. In delen van de beekdalen komt nog de historische percelering voor. De Zure Maden in het noordwesten van het gebied bevat een zone met essenhakhoutbos. Het grootste deel van het gebied bestaat uit akker en weiland, waarbij weiland in de beekdalen overheerst. Langs de Smalle Beek komen plaatselijk poelen, bloemrijke graslandjes en bosjes voor. Bedreigingen in het gebied bestaan vooral uit verdere egalisatie ten voordele van de landbouw en uitbreiding van de bebouwing of wegeninfrastructuur. Taluds van wegen kunnen de zichtlijnen hinderen die belangrijk zijn voor een goede waarneming van het natuurlijk reliëf.
Ten noorden van de drie tracévarianten is een scheidende laag (Hollandveen Laagpakket) aanwezig. In het midden en het zuiden van de tracévarianten zijn er in de ondiepe bodem geen gebiedsdekkende scheidende lagen aanwezig zijn.
- 1 Dit gaat om Huize Altena met monumentennummer 2390 (mogelijke sporen van Laat Middeleeuwse bewoning). Het gaat dus niet om Fort aan de Uppelse Dijk, dat ook Fort Altena wordt genoemd (Rijksmonumentnummer 531952).