Verandering in onttrokken hoeveelheden beregeningswater
Bij een daling van de grondwaterstand wordt de bodem droger, het vochttekort neemt toe. Met dit effect wordt rekening gehouden in het grondwatermodel. Voor elk jaar kan zo worden berekend wat de verwachte behoefte aan grondwater is voor beregening uit de bestaande beregeningsputten. Hierbij wordt rekening gehouden met de grondwaterstand, het bodemtype en het gewas dat wordt geteeld: grasland, mais of een overig akkerbouwgewas.
De behoefte aan beregening verschilt sterk per jaar, omdat de hoeveelheid regen per zomer sterk verschilt. Dit is in beeld gebracht voor de stroomgebieden om heen Kruisland heen de zomers van 2017, 2018 en 2019. De zomer van 2017 was een normale zomer, de zomers van 2018 en 2019 waren droog.
De hoeveelheid beregening uit grondwater is in beeld gebracht voor acht stroomgebieden (zie Tabel 10‑2). Voor elk stroomgebied is uitgerekend wat de gemiddelde beregening is per jaar voor het gehele stroomgebied[1]. De zomer van 2018 en 2019 waren droog. Ten opzichte van een normaal jaar als 2017 zal er in 2018 ongeveer vijf keer zo veel beregend zijn; in 2019 ongeveer twee keer zo veel. De beregening uit grondwater op de hogere zandgronden zoals de Rissebeek is aanzienlijk hoger dan het lager gelegen gebied zoals de Cruijslandse Kreken. De lager gelegen gebieden zijn minder gevoelig voor droogte en in deze gebieden kan ook gebruik worden gemaakt van oppervlaktewater.
Tabel 10‑2: Gemiddelde hoeveelheid beregening (in mm) voor gehele oppervlakte van de acht stroomgebieden rond Kruisland voor drie verschillende jaren
Stroomgebied | 2017 | 2018 | 2019 |
Cruijslandse kreken | 1 | 7 | 2 |
Mark en Vliet Kruisland | 8 | 51 | 17 |
Smalle beek | 13 | 51 | 21 |
Mark en Vliet | 5 | 28 | 12 |
Krampenloop | 15 | 84 | 41 |
Rissebeek en Engebeek | 28 | 117 | 54 |
Molenbeek Roosendaal | 0 | 2 | 1 |
Molenbeek | 7 | 32 | 17 |

Figuur 10‑13: Ligging van de acht stroomgebieden gepresenteerd in Tabel 10‑2
Tabel 10‑3: Hoeveelheid onttrokken grondwater ten behoeve van beregening uit grondwater voor drie jaren rondom Kruisland (zie gebied in Figuur 10‑12)
Eenheid | 2017 | 2018 | 2019 | |
Totaal onttrokken (zonder Kruisland) | Miljoen m3/jaar | 1,26 | 6,24 | 2,81 |
Totaal onttrokken (met Kruisland) | Miljoen m3/jaar | 1,28 | 6,27 | 2,84 |
Totaal onttrokken (zonder Kruisland) | mm | 6,2 | 30,5 | 13,7 |
Totaal onttrokken (met Kruisland) | mm | 6,2 | 30,7 | 13,9 |
Toename onttrekking door Kruisland | % | 1,0 | 0,6 | 1,1 |
De hoeveelheid onttrokken grondwater voor beregening wordt sterk bepaald door de grondwaterstand en deze verschilt per jaar. De verandering in grondwaterstand ten gevolge van de grondwaterwinning Kruisland is beperkt ten opzichte van de natuurlijke varianties per jaar. De toename in beregening ten gevolge van de winning Kruisland is daarom beperkt, ongeveer 1 procent (zie Tabel 10‑3).
Beregening uit oppervlaktewater
Naast grondwater wordt ook gebruik gemaakt van onttrekking uit oppervlaktewater. Dit vindt plaats als er oppervlaktewater op nabije afstand beschikbaar is en als de waterkwaliteit van voldoende kwaliteit is voor besproeiing van het gewas. Het is niet bekend waar de innamepunten zitten uit oppervlaktewater en de hoeveelheid ingenomen oppervlaktewater wordt niet geregistreerd. Daarom kan de hoeveelheid oppervlaktewater alleen geschat worden. De toename aan extra water voor beregening zal voor grondwater en oppervlaktewater van ongeveer dezelfde grootte zijn: ongeveer 1%.
- 1 Voor een beter begrip van de getallen: Een beregeningsgift bedraagt ongeveer 20 mm per keer. Een hoeveelheid van 20 mm voor een stroomgebied betekent dat gemiddeld deze hoeveelheid is beregend voor het gehele stroomgebied. Maar in de praktijk wordt maar een deel van het oppervlak daadwerkelijk beregend. Als een kwart beregend wordt, dan betekent 20 mm voor het gehele gebied dat er vier keer is beregend.