Archeologie

Beleid, wet- en regelgeving

De drie tracévarianten vallen tot aan de gemeentegrens met de gemeente Roosendaal onder het Omgevingsplan Steenbergen. Dit gebied heeft geen archeologische functie. Wel staat er het volgende in de Erfgoednota (2018-2022):

“Om het archeologiebeleid integraal en goed te verankeren binnen de gemeente is het nodig om de opgestelde archeologische inventarisatie- en verwachtingenkaart vast te stellen met daaraan gekoppeld beleidsmaatregelen en vrijstellingsgrenzen. Aangezien alweer enige jaren verstreken zijn, is het – alvorens de kaart te laten vaststellen door de raad en te verankeren in gemeentelijk beleid – van belang om de kaart integraal te actualiseren. Bij de actualisatie wordt de kaart afgestemd op het archeologiebeleid in de omringende gemeenten en worden de legenda teruggebracht van 9 naar 4 categorieën. Per gradatie worden de vrijstellingsgrenzen nog vastgesteld.”

Voor het deel van de gemeentegrens Steenbergen-Roosendaal tot aan het waterproductiebedrijf bij Wouw, doorkruisen de tracés wel een gebied met een archeologische bestemming. Het gaat om een gebied binnen het Omgevingsplan Roosendaal (tot 1 januari 2024: bestemmingsplan Buitengebied Wouw 2020). Hier geldt een archeologische bestemming van Waarde – Archeologie 2. Het is in dit gebied verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, werkzaamheden uit te voeren die dieper zijn dan 0,5 meter onder maaiveld. Aangezien het leidingtracé op een diepte van 2 meter onder maaiveld komt te liggen, wordt deze vrijstellingsgrens overschreden.

Onderzoeksmethodiek

De beoordeling voor archeologie is gedaan op basis van een bureaustudie. Voor de bekende waarden is het Archeologische Informatie Systeem (Archis) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed gebruikt. De gegevens over archeologische monumenten (AMK-terreinen), archeologische waarnemingen (zoals vondsten) en meldingen van eerdere archeologische onderzoeken zijn hieruit opgevraagd. Voor de verwachtingswaarden zijn de provinciale en gemeentelijke verwachtingskaarten gebruikt.

De bureaustudie is uitgevoerd volgens de BRL 4000, protocol 4002 met daarin besloten de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.1. Voor het onderzoeksgebied is een straal van ongeveer 500 meter rondom de varianten voor het leidingtracé aangehouden.

14.5.1 Invloed op archeologische waarden in de aanlegfase

Referentiesituatie

De leidingtracés liggen in een overgangsgebied van het pleistocene dekzand naar het holocene kleigebied. Door de tijd heen is het landschap meerdere keren veranderd. Zo werd er meer dan 200.000 jaar geleden een dik zandpakket afgezet in dit gebied door een voorloper van de Rijn. Dit zandpakket bevindt zich nu op 4 meter onder het NAP. Door het opwarmen van het klimaat raakte het hele landschap begroeid, eerst door pioniersoorten, daarna door een gematigd loofbos, en steeg de zee- en grondwaterspiegel. De samenstelling van de begroeiing verschilt per landschapstype, in de beekdalen en een groot deel van West-Brabant ontstond bijvoorbeeld veen. Als de mens overschakelt op landbouw en veeteelt worden bossen gekapt en ontstaan er open terreinen. Daarnaast, doordat men het veen ging ontginnen en de zeespiegel bleef stijgen, kreeg de zee in de middeleeuwen toegang tot het veengebied. Hierdoor raakte het veen verzout. De zee had ook veel invloed doordat er door het afgraven van veen bodemdaling plaatsvond. Dit werd gedaan om zout en turf te winnen. Via rivieren en vaarten bereikte de zee het veengebied.

Tijdens de middeleeuwen zorgde de zeespiegelstijging ervoor dat het hele gebied overstroomde en het veen werd afgedekt door zeeklei. Ook ontstonden er door de invloed van de zee grote getijdengeulen, zoals de kreken. Tot aan de late middeleeuwen trad er in het gebied getijdenwerking op. Daarna werden dijken gebouwd, waardoor het gebied veranderde in een kleipolderlandschap.

De oudste vermelding van Steenbergen is uit 1272. Steenbergen was bekend om zoutwinning uit veen, dat vooral gebeurde in de lagergelegen veengebieden. Door deze zout- en turfwinning daalde de bodem en werden de polders kwetsbaarder voor overstromingen. Hierdoor werden in de late middeleeuwen dijken gebouwd. Ook was het plangebied in de late middeleeuwen onderdeel van het inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hierdoor werd het gebied meerdere keren met opzet onder water gezet.

Beoordelingsmaatlat

Tabel 14‑10: Beoordelingsmaatlat archeologische waarden in de aanlegfase

Effectbeschrijving en -beoordeling in de aanlegfase

Archeologische waarden

Om de archeologische waarden te bepalen die verstoord kunnen worden bij de aanleg van de leidingtracés is gekeken naar het gebied tot 500 meter rondom de tracévarianten. In dit gebied bevindt zich een en terrein met een Hoge Archeologische Waarde: Fort Altena[1]. Het terrein heeft daarom een hoge archeologische waarde. Resten van het Fort Altena worden niet verwacht in het de buurt van de tracévarianten.

In het gebied rondom de tracévarianten zijn in het verleden eerdere archeologische onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn meegenomen in de analyse van de archeologische waarden rondom de tracévarianten. Op verschillende locaties is tijdens het archeologisch onderzoek een (gedeeltelijke) verstoorde bodem aangetroffen. Ook zijn er is tijdens het archeologisch onderzoek op verschillende locaties vondsten gedaan met een archeologische waarde, te dateren in de middeleeuwen en nieuwe tijd. Hieruit is geconcludeerd dat er in het gebied tot rondom 500 meter van de tracévarianten archeologische waarden aanwezig zijn. De diepte onder het maaiveld waarop deze archeologische waarden worden verwacht verschilt door het gebied heen.

Cultuurhistorische waarden

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is het Landgoed Altena aangegeven.

Archeologische verwachting

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant staan ook indicatieve archeologische waarden vermeld. Het waterleidingentracé loopt door zones van lage en middelhoge trefkans.

Op de archeologische inventarisatie- en verwachtingenkaart van de gemeente Steenbergen geldt een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Ook liggen de tracés in een gebied dat een attentiegebied is voor de Steentijd. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Roosendaal lopen de tracévarianten door hoge, middelhoge en lage archeologische verwachtingszones. Ook lopen de tracévarianten door een klein gebied dat verstoord is.

Voor de tracévarianten wordt verwacht dat er voornamelijk resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen voortkomen, maar ook eerdere perioden zijn niet uit te sluiten. Uit het paleolithicum tot en met het laat neolithicum kunnen in deze regio resten worden verwacht die samenhangen met de mobiele leefwijze van de mens. Vanaf het laat-neolithicum tot en met de Romeinse tijd kunnen op de dekzandruggen of de flanken ervan, resten van grotere huizen/nederzettingen worden verwacht. Verder kunnen sporen van agrarische activiteit worden aangetroffen. Daarnaast kunnen ook menselijke begravingen/crematies worden aangetroffen. Uit de middeleeuwen en nieuwe tijd kunnen eveneens nederzettingen en resten van agrarische activiteit worden verwacht. Specifiek kunnen er mogelijk resten worden verwacht van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De mogelijke archeologische resten liggen naar verwachting op ongeveer 0,8 meter tot 1 meter onder maaiveld.

Op basis van de archeologische bureaustudie zijn meerdere plekken aangewezen met een hoge tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde (zie Figuur 14‑1). Er zijn bekende en verwachte archeologische waarden voor de drie tracévarianten. Daarom is er een negatief effect (- -). Het effect is niet onderscheidend tussen de verschillende tracévarianten.

Figuur 14‑1: Geadviseerd vervolgonderzoek langs de leidingtracés (Antea Group,2024b)

Mitigerende maatregelen

Recentelijk is het beleid voor de gemeentes Roosendaal en Steenbergen aangepast. Hierbij wordt geen bureauonderzoek aangevuld met een verkennend booronderzoek meer aanbevolen, maar is men overgegaan op het opstellen van een Programma van Eisen met een geïntegreerd bureauonderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Gezien de wijziging in de regelgeving tijdens het uitvoeren van dit onderzoek en het opstellen van het advies heeft plaatsgevonden is het wenselijk dit advies in dit licht met de bevoegde overheid te overleggen. Mogelijk dat de toetsing van het verwachtingsmodel alsnog kan plaatsvinden in de vorm van een verkennend booronderzoek.

Op basis van de resultaten van het onderzoek kan eventueel verder archeologisch onderzoek worden uitgevoerd en mitigerende maatregelen worden bepaald, zoals enigszins verleggen van het tracé of een andere uitvoeringsmethode toepassen. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden in het kader van de vergunningaanvragen.

14.5.2 Leemten in kennis en informatie

Zolang er geen verkennend booronderzoek plaatsvindt, is het onduidelijk wat de aard van de bodemopbouw en de intactheid van de bodemopbouw is in het gebied.

  • 1 Dit gaat om Huize Altena met monumentennummer 2390 (mogelijke sporen van Laat Middeleeuwse bewoning). Het gaat dus niet om Fort aan de Uppelse Dijk, dat ook Fort Altena wordt genoemd (Rijksmonumentnummer 531952).