Bebouwing, waterkeringen en infrastructuur
Beleid, wet- en regelgeving
Bebouwing, waterkeringen en infrastructuur moet voldoen aan specifieke regelgeving die gaat over de veiligheid en duurzaamheid van gebouwen en infrastructuur.
Besluit bouwwerken leefomgeving
Het besluit bouwwerken leefomgeving bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken, zoals woningen, kantoren en winkels in Nederland moeten voldoen. In het Bouwbesluit wordt voor het beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande constructies en verbouw verwezen naar NEN 8700 en NEN 8701.
NEN-normen
NEN-normen zijn Nederlandse afspraken die marktpartijen onderling vrijwillig maken over de kwaliteit en veiligheid van hun producten, diensten en processen. De NEN-norm 8700-serie geeft aan hoe de beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaande constructie vastgesteld kan worden. De norm NEN 8707 gaat specifiek in op geotechnische constructies, zoals:
-
Fundering op staal of op palen van gebouwen en kunstwerken;
-
Grondkerende constructies inclusief verankering
-
Grondconstructies zoals dijken, dammen en grondophogingen.
Er wordt getoetst aan een specifiek prestatieniveau waar een bouwwerk absoluut niet onder mag komen. De NEN8700 norm is onderdeel van het stelsel normen binnen de Eurocode.
Specifieke normen
Voor diverse infrastructuur en waterkeringen zijn specifieke normen en richtlijnen van toepassing zoals:
-
RLN00414-1: richtlijn van ProRail voor toetsen constructieve veiligheid bestaande baanlichamen;
-
STOWA leidraad toetsen op veiligheid regionale keringen;
-
Waterwet: regeling veiligheid primaire waterkeringen.
Onderzoeksmethodiek
Het risico op schade door zetting als gevolg van de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning Kruisland is beoordeeld op basis van deskundigenoordeel. De kans op het optreden van zetting is bepaald aan de hand van de zettingsgevoeligheid van de ondergrond en de te verwachten grondwaterstandsdaling. Het gevolg van zetting voor de constructie is indicatief ingeschat op basis van de mogelijke impact op de omgeving bij schade of falen van een object. Een verdere specificatie van deze bepaling is gegeven in bijlage A9.
De zettingsgevoeligheid van de ondergrond, de te verwachten grondwaterstandsdaling en de aanwezige objecten rondom Kruisland zijn met gis-data geanalyseerd. In bijlage A9 is een aantal kaarten opgenomen. Op de kaarten zijn de gebieden gearceerd met een matige tot hoge kans op zetting. Dit is bepaald op basis van de zettingsgevoeligheid van de ondergrond en de te verwachten grondwaterstandsdaling. De zettingsgevoeligheid van de bodem is bepaald met de bodemtypenkaart (WUR, 2020). Binnen de gebieden met een matige tot hoge kans op zetting is gekeken naar de aanwezige objecten. Op basis van de impact of gevolgen die zetting heeft op deze objecten, is bepaald of er sprake is van risico door zetting.
11.4.1 Toename risico op zetting bebouwing, waterkeringen en infrastructuur
Referentiesituatie
Door SkyGeo is op basis van radarsatellietbeelden een analyse uitgevoerd van de huidige zettingssnelheid, deze is toegevoegd in bijlage A8. Deze analyse van de zettingssnelheid is uitgevoerd voor het gehele gebied dat beïnvloed kan worden door de winning. Door nu een beeld te verkrijgen van wat te verwachten valt kan later goed onderscheiden worden wat de gevolgen van de winning zijn. Het idee is om deze analyse 5 jaar na de start van de winning te herhalen zodat een goed beeld ontstaat van het effect van de winning. Als de start van de winning nog langere tijd op zich laat wachten dan voert Brabant Water nog een nulmeting uit vóór de start van de winning.
Door gebruik te maken van de radarsatellietbeelden kan terug in de tijd gekeken worden tot eind 2016, waardoor gekeken kan worden naar wat er in de laatste 7.5 jaar is opgetreden. Een nadeel van deze methodiek is wel dat deze afhankelijk is van consistente reflecties in de tijd en dit geeft dus geen beeld van de zettingen ter plaatse van begroeiing omdat hier te veel variatie/beweging over tijd plaatsvindt.
In Figuur 11‑27 is een uitsnede weergegeven van de rapportage van SkyGeo (zie bijlage A8), met hierin een overzicht van hun resultaten en een aantal locaties waar zij dieper op in gegaan zijn. Deze locaties betreffen:
-
4 locaties met verschillende zettingsmechanismes
-
3 locaties met relatief hogere zettingssnelheden

Figuur 11‑27 Uitsnede van de rapportage van SkyGeo
Er treedt lokaal zetting op, maar de hoeveelheid varieert. Doordat het mechanisme van de optredende zetting varieert is het niet mogelijk om voor een gebied zo groot als dit één representatieve zettingssnelheid te bepalen. Een gebouw op palen gefundeerd vertoont bijvoorbeeld ander zettingsgedrag dan gebouwen die op staal zijn gefundeerd, punt 1 in Figuur 11‑27, maar ook in een weg kan verschil optreden bij bijvoorbeeld de kruising van een oude watergang, punt 2 in Figuur 11‑27. Ook recente werkzaamheden springen eruit, deze leiden namelijk tot een tijdelijke verhoging van de zettingssnelheid. Door dezelfde locaties meermaals te beschouwen wordt een beeld verkregen van de invloed van de winning, de 7 hier aangehouden locaties zijn illustratief voor de verschillende typen zetting die nu zijn waargenomen.
Beoordelingsmaatlat
Tabel 11‑31: Beoordelingsmaatlat zetting bebouwing, waterkeringen en infrastructuur in de gebruiksfase
+++ | ++ | + | 0 | - | - - | - - - |
N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Rondom Kruisland is er geen sprake van kans op zetting van de ondergrond | Rondom Kruisland is er voornamelijk sprake van een lage kans op zetting van de ondergrond (bodemopbouw + grondwaterstand-verlaging) en er zijn een paar objecten aanwezig waarbij de gevolgen/impact door zetting groot is | Rondom Kruisland is er voornamelijk sprake van een matige kans op zetting van de ondergrond (bodemopbouw + grondwaterstand-verlaging) en er zijn een aantal objecten aanwezig waarbij de gevolgen/impact door zetting groot is | Rondom Kruisland is er voornamelijk sprake van een hoge kans op zetting van de ondergrond (bodemopbouw + grondwaterstand-verlaging) en er zijn voornamelijk objecten aanwezig waarbij de gevolgen/impact door zetting groot is |
Tabel 11‑32: Beoordelingsmaatlat zetting bebouwing, waterkeringen en infrastructuur in de aanlegfase
+++ | ++ | + | 0 | - | - - | - - - |
N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Er is geen sprake van grondwater-stands-verlaging ter hoogte van bebouwing, waterkeringen en infrastructuur | De grondwater-stand daalt tijdelijk ter hoogte van bebouwing, waterkeringen en infrastructuur | De grondwater-stand daalt flink en langdurig ter hoogte van objecten waarbij de gevolgen/impact door zetting groot is | N.v.t. |
Effectbeschrijving en -beoordeling in de gebruiksfase
De grondwaterstandverlagingen die door de nieuwe drinkwaterwinning worden veroorzaakt blijven in een gemiddelde zomer onder de 10 cm. In een erg droge zomer, vergelijkbaar met de situatie in 2018, zullen de grondwaterstanden meer kunnen dalen, tot 20 cm. Deze situatie is maatgevend voor zetting, omdat de grondwaterstanden dan tot historisch lage waarden kunnen dalen. De verlaging kan op twee manieren effect hebben op bebouwing, waterkeringen en infrastructuur:
-
De grondwaterstandverlaging in een maatgevende situatie leidt tot een geringe belastingverhoging in de ondergrond (verhoging van de korrelspanning) met ongeveer 2 kPa. Deze belasting is klein ten opzichte van de belasting door het eigen gewicht van de grond, bebouwing en infrastructuur. De belastingverhoging kan leiden tot een geringe consolidatie (primaire zetting) van samendrukbare klei- en veenlagen, met als gevolg de (ongelijkmatige) zakking van een object.
-
Een grondwaterstandsverlaging kan ook leiden tot krimp en rijping van kleigronden (secundaire zetting). Deze verschijnselen treden op door het uitdrogen van de grond. Bij veen kan ook oxidatie ontstaan doordat zuurstof in de bodem kan toetreden. Het gevolg is een geringe zakking van het maaiveld en de daarop gefundeerde bebouwing en infrastructuur.
-
Een extreme grondwaterstandsverlaging in een droge zomer kan lokaal leiden tot 20 cm grotere droogval van veenlagen in de ondergrond dan tot op heden aan de orde zijn geweest (zie paragraaf 11.1.8). Deze droogval kan leiden tot klink van de veenlaag door ontwatering en oxidatie. Uit studies naar de bodemdaling in de veenweidegebieden in West-Nederland is bekend dat de bodemdaling alleen bij blijvende peilverlaging optreedt en dat deze op jaarbasis 10% van de verlaging van de grondwaterstand bedraagt. Dit is dus voor de Brabantse situatie met lokale veenlagen te beschouwen een bovengrensbenadering. De bovengrenswaarde van de eenmalige zetting in het veen is daarmee in orde van enkele millimeters en derhalve minimaal. Daarbij geldt dat bodemdaling door inklinken van het veen bij drooglegging pas optreedt als het langdurig droog ligt en het veen kan klinken en zwellen afhankelijk van dalend en stijgend grondwater.
De grondwaterstandsverlaging in een droge zomer leidt niet tot verhoging van de vervalbelastingen op regionale waterkeringen in het gebied, omdat geen effecten op polderpeilen optreden en deze situatie niet optreedt in combinatie met maatgevende hoogwatersituaties in de boezem.
In gebieden met klei- en/of veenlagen in de ondergrond kan de grondwaterstandsverlaging leiden tot een geringe maaiveldzakking (orde grootte enkele centimeters) door consolidatie, krimp en/of oxidatie van de grond, hierna zetting genoemd. Deze zetting vindt plaats in een groot gebied, waardoor verschilzettingen (op de schaal van een gebouw, waterkering of constructie) naar verwachting verwaarloosbaar zijn. Deze geringe zetting leidt naar verwachting tot een kleine kans op schade aan infrastructuur rondom Kruisland. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de risico’s over het algemeen klein zijn.
Er zijn vijf locaties waar sprake is van een matig risico door zetting (zie Figuur 11‑28, met W is de locatie van het geplande winveld aangegeven). Dit risico is bepaald door een combinatie van kans op zetting (bodemopbouw + grondwaterstand-verlaging) en de gevolgen/impact door zetting op objecten, zoals panden of waterkeringen. Op locatie 1 is sprake van hoge kans op zetting door de combinatie van een zeer samendrukbare bodemopbouw en de maximale grondwaterstandverlaging. Hier is één object aanwezig waar zetting een matige impact op heeft. Op locatie 2-5 is sprake van matige kans op zetting door de combinatie van een matig samendrukbare bodemopbouw en de maximale grondwaterstandverlaging. In deze gebieden zijn objecten aanwezig waar zetting grote gevolgen/impact op heeft.
-
Langs de Noordzeedijk ter hoogte van de Derriekreek ligt een regionale waterkering.
-
Langs de Sint Antoinedijk ter hoogte van de derde windmolen ligt een buisleiding;
-
Langs het Mark-Vlietkanaal ter hoogte van de kruising Stoofweg en Kleine Bolspolder en bij Kleine Bolspolder 4 liggen panden met het bouwjaar 1941-1970;
-
Bij het Hoogspanningsstation Borchwerf Roosendaal ligt een buisleiding;
-
Ter hoogte van de Fabrieksstraat in Stampersgat liggen meerdere panden met het bouwjaar 1941-1970.

Figuur 11‑28: Ligging locaties met matig risico door zetting
Rondom Kruisland is er voornamelijk sprake van een lage kans op zetting van de ondergrond met uitzondering van een aantal locaties, waar de kans op zetting groter is. Op deze locaties waar de kans op zetting groter is, is een aantal objecten aanwezig waar zetting grote gevolgen/impact op heeft. De grondwaterstandverlaging en de daardoor veroorzaakte zetting in de ondergrond is naar verwachting zo gering van omvang dat schade aan bebouwing, waterkeringen en infrastructuur, welke in een goede constructieve staat verkeren, niet te verwachten is. Echter, de oudere panden nabij dijken en kaden in de bovengenoemde gebieden 3 en 5 kunnen in het verleden al enige verschilvervorming hebben ondervonden, waardoor ze in de huidige situatie al in een verminderde bouwkundige staat kunnen verkeren. Een zeer geringe toename van de verschilvervorming kan dan mogelijk leiden tot toename van de al aanwezige architectonische of constructieve schade. Het monitoren van mogelijke effecten in deze gebieden en aan deze panden is daarom relevant (zie paragraaf 16.3.3).
Omdat risico’s op zetting over het algemeen klein zijn en er sprake is van maar een paar objecten die gevolgen/impact kunnen ondervinden van zetting, is dit effect beoordeeld als licht negatief (-).
Effectbeschrijving en -beoordeling in de aanlegfase
Als gevolg van de aanleg van de winlocatie dient tijdelijk te worden bemaald (zie paragraaf 10.6). Als gevolg hiervan daalt de grondwaterstand in de directe nabijheid van de winlocatie tot niet eerder voorgekomen dieptes. Zetting en de mogelijke gevolgen daarvan zijn dus niet uit te sluiten.
Dit is met name relevant voor de bebouwing en infrastructuur. De grootte van de kans op schade en de grootte van de schade kunnen erg verschillen afhankelijk van de specifieke bebouwing. De kans op schade is namelijk onder andere afhankelijk van type fundering, gebruikte materialen maar ook staat van onderhoud.
Voor bebouwing die op palen is gefundeerd bestaat er het minst direct risico op schade. Bij houten funderingspalen bestaat wel het risico dat de paalkoppen kunnen worden aangetast wanneer deze droog komen te staan. Bij betonnen funderingspalen speelt dit risico niet. Gezien de leeftijd van de panden is waarschijnlijk gebruik gemaakt van houten palen die bij droogvallen aangetast kunnen worden o.a. door bacteriën of gaan rotten. Daarnaast bestaat voor op palen gefundeerde panden het risico dat schade aan de aansluitingen ontstaat (omdat kabels en leidingen wel zetten).
Op basis van de grondwaterstand verlaging ten opzichte van de GLG zoals weergegeven in Figuur 10‑17 geldt voor de bebouwing een maximale verlaging van tussen de 0,2 en 0,5 m ten opzichte van de GLG, deze verlaging is gering. Risico op schade is echter niet uit te sluiten omdat binnen één gebouw de verlaging kan variëren (en daardoor niet gelijkmatig optreedt). Dit dient nader te worden onderzocht op pandniveau.
Voor de infrastructuur geldt dat bij de Engelseweg een verlaging van tussen de 0.5 en 1.0 m ten opzichte van de GLG verwacht wordt. Zetting is daarmee niet uit te sluiten. Mede ook doordat de Engelseweg al sporen vertoont van reparaties en daarmee dus al eerder schade heeft ondervonden van vervorming. Aangezien de bemaling tijdelijk van aard is en deze weg tussen twee watergangen ligt is het niet waarschijnlijk dat de verlaging groot is.
Omdat de grondwaterstand tijdelijk daalt ter hoogte van bebouwing is het effect als licht negatief (-) beoordeeld.
Mitigerende maatregelen
Mitigerende maatregelen om zetting of risico door zetting als gevolg van grondwaterstandsdaling te voorkomen zijn er nauwelijks. In de aanlegfase is het mogelijk om het invloedsgebied te beperking door bijvoorbeeld retourbemaling. De precieze dimensionering van de bemaling met mogelijke mitigerende maatregelen zoals retourbemaling wordt later uitgewerkt in een bemalingsadvies ten behoeve van de vergunningaanvraag. Daarbij wordt ook gekeken naar de waterkwaliteit van het bemalingswater. In het MER zijn we uitgegaan van de maximaal mogelijke effecten op de omgeving.
Indien er onverhoopt toch sprake is van schade aan objecten, dan zijn compenserende maatregelen mogelijk, zoals herstel van schade (herstel van scheuren in bebouwing of ophogen van grondconstructies).
11.4.2 Leemten in kennis en informatie
Om te bepalen of een schade optreedt als gevolg van zetting is het van belang om de grondvervormingen te monitoren. Voorafgaand aan de drinkwaterwinning wordt de huidige bodemdaling inzichtelijk gemaakt, evenals de huidige constructieve staat van kritische constructies in gebieden met kans op zetting. Met monitoring van de bodemdaling kan in de gaten gehouden worden op welke plekken er sprake is van toename van de zetting(snelheid). Wanneer het nodig is, kan er dan in een vroegtijdig stadium actie worden ondernomen als er een risico ontstaat door de zetting. De monitoring is nader omschreven in paragraaf 16.3.3.
Bij het bepalen van het zettingsrisico is een inschatting gemaakt over de gevolgen of impact die zetting kan hebben op een object. Voor panden is deze inschatting gemaakt op basis van het bouwjaar, waarbij een aanname is gedaan over de funderingswijze en -kwaliteit. Deze aanname biedt geen zekerheid over de daadwerkelijke fundering van panden.
In de risico-inschatting is ook geen rekening gehouden met de huidige kwaliteit van objecten. Objecten die zich momenteel in een slechte staat bevinden kunnen mogelijk meer risico lopen als er zetting plaatsvindt.
Bij de risicoschatting is gebruik gemaakt van eerdere bodemkarteringen. De aanwezigheid en dikte van veen- en kleilagen kan in werkelijkheid verschillen van de kartering.