Gevolg van de bemaling van het winveld

Om het winveld (met winputten, een gebouw en leidingen) te realiseren is tijdelijke bronbemaling nodig. Met bronbemaling wordt het waterpeil plaatselijk en tijdelijk zo verlaagd dat er droog gewerkt kan worden.

Om de hydrologisch veranderingen als gevolg van de bemaling in beeld te brengen is een hydrologische modelstudie (zie bijlage A20) gedaan. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste resultaten van deze studie beschreven. Voor de achtergrondgegevens en de modelopbouw wordt verwezen naar de bijlage. Aan de hand van de hydrologische veranderingen zijn in het volgende hoofdstuk de effecten op natuur, landbouw en bebouwing, waterkeringen en infrastructuur (zetting) beschreven.

Berekende debieten en waterbezwaar

Voor de bemalingsberekening is een grondwatermodel opgezet waarbij verschillende onderdelen zijn doorgerekend (winput, leidingwerk, ondiepe en diepe kelder) voor een GHG situatie en GLG situatie. Op deze manier is bepaald wat het benodigde bemalingsdebiet is per onderdeel. In Tabel 10‑4 zijn de berekende debieten en het verwachte waterbezwaar weergegeven voor de verschillende onderdelen tijdens een GHG. Voor de bemaling van tien winputten, 1.800 m leidingwerk (worstcase), de ondiepe en de diepe kelder is een totaal aan waterbezwaar van ca. 160.000 m3 berekend. De berekende debieten en waterbezwaren per onderdeel tijdens een GLG zijn weergegeven in Tabel 10‑5. Het totale waterbezwaar bedraagt ca. 120.000 m3.

Tabel 10‑4: Verwachte debieten en waterbezwaar tijdens GHG voor de verschillende individuele onderdelen

Tabel 10‑5: Verwachte debieten en waterbezwaar tijdens GLG voor de verschillende individuele onderdelen

Wanneer de onderdelen gecombineerd worden uitgevoerd en daarbij een worstcase planning van realisatie in één kalenderjaar wordt aangehouden, betreft het waterbezwaar voor GHG en GLG respectievelijk 130.000 m3 en 96.000 m3. Later, tijdens de vergunningsfase, wordt het ontwerp nader gedetailleerd en wordt besloten in welke maanden de bemaling uitgevoerd zal worden, rekening houdend met zo min mogelijk effecten op de omgeving.

Verlagingen in de omgeving

Om inzicht te krijgen wat er gedurende de bemalingsperiode gebeurt zijn er meerdere momentopnames gemaakt (GHG situatie). Figuur 10‑14, Figuur 10‑15 en Figuur 10‑16 geven de velagingscontouren weer (in meters) in de omgeving bij GHG na aanleg van respectievelijk de diepe kelder, ondiepe kelder en leidingenwerk. Als de bemaling van de diepe kelder klaar is zijn de absolute verlagingen het grootst op het winveld. Tijdens een GLG situatie vallen de verlagingen lager uit. De berekende verlagingen aan het eind van de werkzaamheden zijn weergegeven in Figuur 10‑17. De getoonde figuren zijn indicatief omdat de precieze locaties van de winputten en leidingen nog kunnen wijzigen. De figuren zijn worst-case omdat de berekeningen gebaseerd zijn op een periode van 9 maanden, terwijl de werkelijke uitvoeringstijd waarschijnlijk 2 jaar is.

Figuur 10‑14: Verlagingen (in meters) in de omgeving bij GHG na aanleg diepe kelder (eind maand 4 (indicatief en worstcase))

Figuur 10‑15: Verlagingen (in meters) in de omgeving bij GHG na aanleg ondiepe kelder (eind maand 8 (indicatief en worstcase)

Figuur 10‑16: Verlagingen (in meters) in de omgeving bij GHG na aanleg laatste stuk leidingwerk (eind maand 9, indicatief en worstcase)

Figuur 10‑17: Verlagingen (in meters) in de omgeving bij GLG na aanleg alle onderdelen (eind maand 9 (indicatief en worstcase))