Landbouw
Beleid, wet- en regelgeving
De provincie is verplicht om bij aanvragen van schade aan landbouwgewassen onderzoek te doen naar het verband tussen de schade en de onttrekking of infiltratie. Bij dit onderzoek hoort ook een advies over de hoogte van een eventuele schadevergoeding.
De omgevingswet biedt (net als voorheen de Waterwet) iedereen, die denkt schade te ondervinden als gevolg van een onttrekking of infiltratie van grondwater waarvoor een vergunning is afgegeven, de mogelijkheid een verzoek tot onderzoek in te dienen bij de Provincie. De 12 provincies hebben voor het uitvoeren van deze onderzoeken de ACSG ingesteld. De ACSG verwerkt haar onderzoeksresultaten in een advies dat ze toezendt aan zowel de grondgebruiker als de initiatiefnemer in dit geval het drinkwaterbedrijf. De commissie onderzoekt of er sprake is van een causaal verband tussen de schade en de grondwateronttrekking of infiltratie. Indien uit dit advies blijkt dat de commissie een dergelijk causaal verband aanwezig acht, adviseert ze tevens over de hoogte van de schadevergoeding.
Het protocol van de ACSG staat op de website.
Onderzoeksmethodiek
De effecten zijn gebaseerd op de hydrologische modelberekeningen. Voor een beschrijving van het hydrologische model wordt verwezen naar bijlage A1.
11.3.1 Invloed op nat- en droogteschade
De berekende landbouwschade omvat de volgende componenten: de droogteschade, natschade en indirecte schade ten opzichte van de potentiële opbrengst.
-
Droogteschade is opbrengstvermindering door lage grondwaterstanden en lage vochtgehaltes in de wortelzone, waardoor het landbouwgewas droogtestress ondervindt. Indirecte droogteschade betreft allerlei andere vormen van schade die ontstaat bij langdurig lage grondwaterstanden, zoals achteruitgang in botanische samenstelling van de graszode, of indrogen van kleigrond.
-
Natschade is opbrengstvermindering door hoge grondwaterstanden en gebrek aan zuurstof in de wortelzone. Indirecte natschade is bijvoorbeeld verminderde bewerkbaarheid en verminderde berijdbaarheid van de bodem door verminderde draagkracht.
-
De potentiële opbrengst is de maximaal haalbare opbrengst bij optimale vochtvoorziening en ontwatering.
Hierbij is een beeld gebracht waar nat- en droogteschadecriteria in de huidige situatie worden overschreden. Vervolgens is in beeld gebracht wat de effecten zijn in een situatie met een winning van 3,5 miljoen m3 per jaar in Kruisland.
Referentiesituatie
Droogteschade
Droogteschade treedt op bij landbouwpercelen als de grondwaterstand te ver wegzakt. Wanneer droogteschade optreedt wordt bepaald door de GLG en is sterk afhankelijk van de bodemsoort (RIZA, 1997). Het gebied is droogtegevoelig omdat in de huidige situatie de GLG bijna overal dieper dan 90 cm onder maaiveld ligt. Dit komt door de ontwatering die in het gebied ligt. Wortels kunnen dan moeilijk bij het grondwater komen uitgaande van een worteldiepte van 30 centimeter en 60 centimeter capillaire opstijging. Droogteschade wordt verminderd door te beregenen uit grond- of oppervlaktewater. Voor de MER zijn we er daarom uitgegaan dat het gehele gebied gevoelig is voor droogteschade.
Ingeval de bodem te droog wordt, wordt door de agrariërs gebruik gemaakt van beregening van gewassen uit oppervlaktewater en grondwater. In het poldergebied wordt voornamelijk gebruik gemaakt van inname van oppervlaktewater voor beregening van gewassen. Gebruik van oppervlaktewater voor beregening van diverse akker-/tuinbouwgewassen is niet mogelijk als er bruinrot in het oppervlaktewater voorkomt. Dan moet gebruik worden gemaakt van grondwater. In het zandgebied is grondwater de voornaamste bron voor beregening. Er kan niet altijd beregend worden. In tijden van watertekorten, wordt een beregeningsverbod afgekondigd uit grondwater en/of oppervlaktewater. In de praktijk wordt dit meer voor oppervlaktewater ingezet. Door de winning Kruisland neemt de beschikbaarheid aan inname van water uit de boezem af (zie paragraaf 11.1.3). Daardoor zal eerder een beregeningsstop kunnen worden afgekondigd, echter dit zal in de praktijk meevallen, omdat de invloed van winning Kruisland beperkt is ten opzichte van de gehele waterbalans van de boezem.
Natschade
Er is uitgegaan van natschade bij grasland als de berekende GVG hoger is dan 40 centimeter ten opzichte van maaiveld, voor bouwland is dit 60 centimeter (RIZA, 1997). Uit de berekeningen blijkt in de huidige situatie op verschillende plekken in het gebied een GVG kleiner dan 40 of 60 centimeter beneden maaiveld optreedt. In deze analyse is geen onderscheid gemaakt in landgebruik. In de praktijk kan namelijk het gebruik van grasland naar bouwland veranderen of omgekeerd.
Beoordelingsmaatlat
Tabel 11‑28: Beoordelingsmaatlat nat- en droogteschade in de aanleg- en gebruiksfase
+++ | ++ | + | 0 | - | - - | - - - |
N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Er is geen/neutraal effect | Aantal percelen waar de grondwater-stand meer dan 5 centimeter daalt | De grondwater-stand daalt meer dan 10 centimeter met kans op inkomsten-derving als gevolg van droogte- of natschade | N.v.t. |
Effectbeschrijving en -beoordeling in de gebruiksfase
Droogteschade
Het gehele gebied is als droogtegevoelig aangemerkt. Figuur 11‑26 toont alle gronden waar de grondwaterstand met 5 tot 20 centimeter daalt. Een daling van grondwaterstand met meer dan 10 cm komt nauwelijks voor.

Figuur 11‑26: Daling van de GLG (in cm) ten gevolge van winning Kruisland. Dit is potentieel gebied met droogteschade voor de landbouw
Natschade
Natschade kan optreden in de meest lage delen in het gebied zoals de beekdalen en langs de kreken. Hier kan de GVG in de huidige situatie ondieper dan 40 cm komen. Het betreft maar een beperkt oppervlak aan gebieden. De verlaging in grondwaterstand blijft beperkt tot minder dan 5 cm. Daarom is de verwachting dat de winning Kruisland weinig zal bijdragen aan het verminderen van natschade op landbouwpercelen.
Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat er een toename van droogteschade kan optreden op een aantal percelen rondom de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning. De droogteschade neemt toe, omdat als gevolg van drinkwaterwinning de GLG daalt. Er zijn nagenoeg geen locaties waar de natschade afneemt.
Het effect is licht negatief (-) beoordeeld. De grondwaterstand daalt, maar de mate van daling is beperkt. De daling is, op een paar hele kleine gebieden na, niet meer dan 10 centimeter. De berekende grondwaterstanden zorgen dat de droogteschade die in de zomer al optreedt, op meerdere percelen toeneemt. Hoe groot deze schade is, is afhankelijk van het geteelde gewas, de bodemopbouw en de grondwaterstanddaling. De precieze schade wordt later beoordeeld door de ACSG. Droogteschade wordt uitgekeerd voor landbouwgronden waar de grondwaterstand meer dan 5 centimeter daalt.
Effectbeschrijving en -beoordeling in de aanlegfase
Als gevolg van de bemaling op het winveld wordt de grondwaterstand op naburige percelen tijdelijk verlaagd. Een verlaging van de grondwaterstand van 10 tot 50 cm in de landbouwpercelen direct aansluitend op het winveld is mogelijk. Een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand tijdens het groeiseizoen leidt tot droogteschade aan landbouwgewassen. Hoeveel droogteschade als gevolg van aanleg (aanlegschade) hangt af van de grote van de verlaging, tijdsduur van de verlaging en het bodemtype. Het effect is negatief (- -) beoordeeld, omdat er sprake is van een percelen waar de grondwaterstand meer dan 10 centimeter daalt.
Mitigerende maatregelen
Er kan gemitigeerd worden door gewassen te beregenen (paragraaf 11.3.2 beschrijft de invloed van de winning op beregening) met water uit het oppervlaktewater of grondwater. Grondwater kan beter vastgehouden worden door water vast te houden of het waterpeil te verhogen. Een andere oplossing is de compensatieregeling voor droogteschade.
11.3.2 Invloed op aantrekken zout water door beregeningsputten
Referentiesituatie
Grondwater voor beregening van gewassen wordt onttrokken uit beregeningsputten. Voor de locatie van de beregeningsputten in het gebied is gebruik gemaakt van een meldingen en vergunningenbestand van de provincie Noord-Brabant. De diepte van deze putten is niet geregistreerd, maar volgens opgave van waterschap Brabantse Delta zijn de omliggende putten niet dieper dan 80 meter. De bovenliggende bodemlagen zijn minder goed doorlatend en dieper onttrekken is niet toegestaan voor deze toepassing. Regelgeving was vroeger minder streng, dus er kunnen wel putten zijn die vanuit grotere diepte, water onttrekken.
Beoordelingsmaatlat
Tabel 11‑29: Beoordelingsmaatlat beregening in de gebruiksfase
+++ | ++ | + | 0 | - | - - | - - - |
N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Geringe kans op aantrekken zout grondwater in de beregeningsput (<1% van agrarische bedrijven) | Kans op aantrekken zout grondwater in de beregeningsput | Grote kans op aantrekken zout grondwater in de beregeningsput | N.v.t. |
Effectbeschrijving en -beoordeling in de gebruiksfase
Door de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning Kruisland wordt mogelijk water met verhoogde chloride concentraties aangetrokken. Dit water wordt onttrokken van ongeveer 125 meter tot 150 meter diepte onder maaiveld. Het zoute water kan niet hoger komen dan 125 meter omdat de winning ook (zoet) water van bovenaf aantrekt. Alleen voor beregeningsputten dieper dan 125 meter is er een risico op aantrekken van brak grondwater. Het risico dat beregeningsputten tot 80 meter diep zout water aantrekken neemt door de drinkwaterwinning Kruisland niet toe. Het effect is daarom neutraal (0) beoordeeld.
Mitigerende maatregelen
Mitigerende maatregelen zijn niet van toepassing.
11.3.3 Beperkingen in landbouwkundig gebruik
Referentiesituatie
Op dit moment gelden er geen gebiedsgerichte restricties voor het gebruik van gewasbeschermings-middelen.
Beoordelingsmaatlat
Tabel 11‑30: Beoordelingsmaatlat beperkingen in landbouwkundig gebruik in de gebruiksfase
+++ | ++ | + | 0 | - | - - | - - - |
N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Er is geen/neutraal effect | Beperkingen in gebruik gewas-beschermings-middelen (<1% van agrarische bedrijven) | Beperkingen in gebruik gewas-beschermings-middelen | N.v.t. |
Effectbeschrijving en -beoordeling in de gebruiksfase
Zoals beschreven in paragraaf 5.6 wijst de provincie rondom de voorgenomen nieuwe drinkwaterwinning Kruisland een boringsvrije zone aan. In de provinciale omgevingsverordening staan regels die gelden in een gebied dat is aangewezen als boringsvrije zone. Voor een boringsvrije zone gelden geen beperkingen in landbouwkundig gebruik.
Wel gelden er in de boringsvrije zone voorwaarden voor activiteiten die zijn aangemerkt als milieubelastend in de provinciale omgevingsverordening. Dit zijn activiteiten in de bodem op een diepte van 10 meter of meer (waardoor beschermende kleilagen worden doorboord) en activiteiten die direct of indirect warmte onttrekken of toevoegen aan de bodem, zoals bodemenergiesystemen. Aanleg van onttrekkingsputten tot 80 meter diepte blijft toegestaan met voorwaarden om beschermende kleilagen goed af te dichten. Er zijn geen beperkingen in landbouwkundig gebruik als gevolg van de drinkwaterwinning Kruisland. Het effect is daarom neutraal (0) beoordeeld.
Mitigerende maatregelen
Mitigerende maatregelen zijn niet van toepassing.
11.3.4 Leemten in kennis en informatie
De diepte en de hoeveelheid van de beregeningsputten in het gebied zijn niet precies bekend.