2 en 5 centimeter contouren
De hydrologische effecten zijn in beeld gebracht door de verlagingen van de freatische grondwaterstand en de verlagingen van de stijghoogte in de watervoerende pakketten te berekenen. Ook is beschreven wat het effect is op de kwel- en infiltratiestromen.
In het MER zijn de berekende grondwaterstandsveranderingen tot 2 centimeter weergegeven op kaarten. Voor alle berekende contouren geldt een onzekerheidsmarge, zowel voor de 2 centimeter als voor de 5 centimeter contour. Bij de interpretatie van de berekeningsresultaten wordt hiermee rekening gehouden. De effectbeoordeling voor landbouw, natuur en zetting kent daarbij een eigen aanpak.
Voor de effecten op landbouw is aangesloten op de systematiek voor het bepalen van droogteschade door de AdviesCommissie Schade Grondwater (ACSG). De ACSG is een onafhankelijke en deskundige commissie voor de Gedeputeerde Staten van de provincies. De commissie onderzoekt namens de provincies de schade en brengt hierover een onafhankelijk advies uit. Door de ACSG wordt de 5 centimeter contour gebruikt (ACSG, 2019).
Voor het onderdeel natuur moet de vraag beantwoord worden in hoeverre het berekende hydrologisch effect leidt tot een effect op de natuurwaarden (ecologisch effect). Voor Natura 2000 zijn dit de instandhoudingsdoelstellingen, voor NNB zijn dit de ecologische waarden en kenmerken vastgelegd in beheer- en ambitietypen en landschapselementen. Daartoe is eerder per natuurgebied een analyse gemaakt in de LESA’s over het ecologisch functioneren en de afhankelijkheid van voldoende kwel en hoge grondwaterstanden (zie bijlage A3). Deze afhankelijkheid verschilt per type en per gebied. Daarom is hier geen absolute, kwantitatieve grens gebruikt om te bepalen of effecten wel of niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, maar een ecologische, zoveel mogelijk gebiedsspecifieke interpretatie van de berekende verandering, gebaseerd op de voor dit MER verzamelde en toegevoegde kennis (zie paragraaf 11.2).
Voor de risico’s op zetting van bebouwing, waterkeringen en infrastructuur is uitgegaan van een grens van 2 centimeter in grondwaterstandsverlaging van de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) in een droge zomersituatie, vergelijkbaar met de situatie in 2018. Deze situatie is maatgevend voor zetting, omdat de grondwaterstanden dan tot historisch lage waarden kunnen dalen. Bij een verlaging van minder dan 2 cm is er geen kans op extra zetting (zie paragraaf 11.4).