Tracévarianten
Bemaling kan plaats vinden in de zomer en de winter. Dit is onderzocht voor alle drie de tracés. Dit geeft samen zes berekende scenario’s. Het maaiveldverloop is van laag bij Kruisland (NAP -3,0 meter) naar hoog ter plaatse van Wouw (NAP +2,4 meter). De onderkant van de leiding ligt op een diepte van 1,9 meter beneden maaiveld. De leiding moet 30 cm droog komen te liggen; dit geeft een ontwateringsniveau van 2,2 meter. De bemaling wordt uitgevoerd in 11 secties. Per sectie is bepaald hoeveel water er moet worden onttrokken en wat de effecten zijn op de omgeving.