Verandering van de grondwaterstand

De effecten zijn berekend voor de situatie waarin het onttrokken grondwater niet terug in de bodem wordt teruggebracht, maar wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Dat betekent dat het grondwater uit het systeem wordt onttrokken. Hiermee zijn de worst-case effecten in beeld gebracht. Verlaging in grondwaterstanden worden in de praktijk vaak voorkomen door retourbemaling toe te passen. Dat betekent dat het onttrokken grondwater weer terug in de bodem wordt gebracht. Als retourbemaling wordt toegepast, zijn de effecten op de grondwaterstand veel kleiner, bijna nul.

Figuur 13‑1: Berekende verlagingen van de grondwaterstand als gevolg van bemaling langs de tracévarianten. Weergegeven zijn de 5 cm verlagingscontouren van de drie tracévarianten in een wintersituatie. Het begin en eindtraject van variant 1,2 en 3 zijn gelijk aan elkaar

Uit de berekeningen blijkt dat de effecten op de grondwaterstand in de zomer erg klein zijn. De grondwaterstanden zijn dan al laag en er hoeft weinig water te worden onttrokken. Deze effecten zijn in Bijlage A13 gepresenteerd. De effecten zijn groter in een wintersituatie. In een smalle zone tot maximaal 100 meter rondom de tracés wordt de grondwaterstand met 5 cm verlaagd. Vlak in de buurt van het leidingtracé kan de grondwaterstand tot 50 cm worden verlaagd (Figuur 13‑1).